dinsdag 25 april 2006

Kom ik neem je mee
Mee naar de banja
Naar een echte Russische banja
Bij een echte Russische datsja
En daarbij drinken we dan echt russische wodka
Die we wegdrinken met echte Amerikaanse coca-cola

donderdag 20 april 2006

Vallen voor de Hermitage

Laatste dag student aan de staatsuniversiteit van st. P. Het laatste tentamen en het laatste college. En dan is het alweer voorbij. Nostalgisch loop ik nog een keer langs de kantine, de verschillende vakgroepen en over het plein waar elke pauze luid populaire muziek door de boxen schalt. Met nieuwe boeken in mijn tas, de docenten schenken ons hier hun werk, trek ik de houten deur van de universiteitskade 11 achter me dicht. En met een zomervakantiegevoel loop ik in het zonnetje langs de Neva en verlaat ik over de paleisbrug Vasili-eiland. Het blauwe herenhuisogende universiteitsgebouw uit het oog verliezend. Ik steek het paleisplein over en opeens staat er een jongeman voor me met een wel zeer merkwaardige fiets tussen zijn benen. Er zomaar aan voorbijgaan kon ik niet. Dus met de goede intonatie, bijna juiste fonetiek en grammaticale structuur, want dat hoop ik nu na drie maanden toch eigenlijk wel te kunnen, vraag ik in het Russisch wat voor een fiets het is. “Of ik de vraag nog eens in het engels wil herhalen.” Verbaasd, drong het antwoord niet geheel tot me door. Het was ‘some kind of’ racefiets. In plaats van een stuur heb je trappers. Trappers als handvaten en trappers als pedalen. Mijn wenkbrauwen blijven gekronkeld van onbegrip. Hoe kun je hiermee vooruit komen, voor mijn gevoel klopt het niet. En wat is een betere uitleg dan de praktijk. Hij geeft een demonstratie en vervolgens moet ik het zelf maar eens proberen. Uit nieuwsgierigheid kan ik dat natuurlijk niet afslaan. Ik probeer op te stappen, maar kan mijn evenwichtig nauwelijks bewaren. Na een aantal pogingen en gilletjes, lukt het eindelijk om vooruit te komen. Maar de ‘fiets’ heeft zijn eigen willetje, ik kan er geen richting aan geven en om te remmen moet ik een hand los laten.

Al bedenkend dat ik dan zeker val, rij ik een toerist tegemoet. Weliswaar met een slakkentempo, maar voor de toerist, die zich net wilde laten vereeuwigen met de hermitage op de achtergrond, kwam ik toch tamelijk onverwachts. Onder luid: excuse me! excuse me! geroep bots ik tegen hem op en lig ik toch bijna op de keien waar in 1905 de eerste revolutie plaatsvond. Waar het niet dat de toerist zo galant was en mij overeind hield.
Ik ben erg benieuwd hoe de foto is gelukt.

maandag 10 april 2006

Mijn lievelingsroute

St. Petersburg is een stad, gebouwd op meer dan honderd eilanden. Eén eiland is voor mij heel speciaal: Vasili-eiland. Op dit eiland wonen mijn grootouders en op dit eiland heb ik mijn eerste levensjaar doorgebracht. Op dit eiland voel ik me thuis en op dit eiland ben ik volwassen geworden. Men zegt dat als je eenmaal op Vasili-eiland geboren bent, je het nooit meer hoeft te verlaten. Korter gezegd, je kunt er je hele leven slijten. Brodsky zei hierover “Naar Vasili-eiland zal ik terugkeren om te sterven”.
Het Vasili-eiland begint bij de twee vuurtorens van het pijltje. In de zomer kan je hier genieten van het uitzicht op de Petrus- en Paulusvesting, het Winterpaleis en van de honderden bruidsparen die op de kade een champagneglas heffen op hun geluk. De granieten kade van de Neva, de universiteitskade, leidt langs het Mensjikovpaleis en de FilFak en geeft uitzicht op de Bronzen Ruiter, de Admiraliteit en de Isaäks-kathedraal. Na de eerste linie over te hebben gestoken, beland je in de Roemanovski-square en loop je tegen de academie van schone kunsten aan. Hierachter bevindt zich het tuintje van Solovjev. Een tuintje waar moeders met kinderwagens wandelen en waar een antieke sfeer hangt, vanwege de obelisk en de klassieke gevels. Alzo kom je uit op de Grote Prospekt: de aorta van het eiland, doorkruisd door al haar 28 linies. En op linie 13 staat een rood huis. Mijn huis.

Dit stukje is gepubliceerd in het NIP krantje

zaterdag 1 april 2006

Vyborg

Om zes uur gaat de wekker op deze dag van de lach. Naast mij ligt het boek ‘het boek van de lach en vergetelheid’ en mijn telefoon doet zijn uiterste best om mij uit bed te krijgen. 1 april. Wat een lach, toch sta ik om 7.30 fris en fruitig op het finlandse treinstation. Klaar om met een groep van 7 giechelende meiden naar Vyborg te gaan. Een grensstadje, dat onder Zweedse, Finse en uiteindelijk in Russische handen is gekomen. Onze vrolijkheid wordt ‘s morgens vroeg niet op prijs gesteld en langzamerhand wordt het om ons heen steeds leeger en leeger. Er wordt ons zelfs duidelijk gemaakt dat we ons in hoofdstad bevinden en niet ergens in een kolchoz. Stipt op tijd vertrekt de trein. Hoewel in st. P de meeste sneeuw is opgegaan in plasjes, poelen en vijvers, zien we vanuit het treinraampje weer prachtige witte velden en bossen, waar bomen gebukt gaan onder de zwaarte van het sneeuw.

Vyborg is een klein havenstadje. De grootste trekpleisters zijn een burcht en het landgoed Monrepas. Maar we beginnen onze dag in een cafe met een bak koffie. Alles is hier tweetalig: Fins en Russisch. Maar waar ik vooral goed aan merk dat we bij de grens met de EU zitten, zijn de schone wc’s. In ‘Rusland’ ben ik die nog niet tegen gekomen. Het pad naar de burcht lijkt meer op een besneeuwd bevroren slootje. We schuifelen langs een touristische markt, waar we de locale economie steunen door wollen sokken en traditionele folklore wollen doeken te kopen. De meeste verkopers waren moslims. En toen we afrekende, bleek dat we de eerste klanten van de dag waren. Zodra ze het geld in handen hadden, begonnen ze erop te spugen. En dat bespuugde bankbiljet werd vervolgens in contact gebracht met elke waar in het standje: een traditie voor een goede opbrengst en goede dag. Tot ziens.
Vanuit de toren van de burcht was de inham te zien. De zwarte puntjes in de verte leek op het eerste gezicht op een zwerm vogels. Bij nader inzien bleken het ijsvissers te zijn. Voor de rest was alles voor mijn ogen grauw wit. Een impressionist zal vast tussen het water, sneeuw, huizen, toren en lucht verschillende tinten kunnen waarnemen, maar ik en de foto laten een witte waas zien.

Het dorpje laten we achter ons en langs het slechte wegdek banen wij ons een weg naar Monrepas. Het is nat, guur en het zou niet lang meer duren of ik zou in mijn schoenen soppen. Om te kunnen blijven lachen, hoog tijd voor een lift. Ik laat een blauwe auto stoppen en Nieske en ik stappen in bij Dima. Dima studeert in st. P, maar is in Vyborg opgegroeid. Hij vertelt ons wat we zeker niet moeten missen en we zijn er al. Samen onder een plu is het wachten op de rest. De rest was doorlopen, broekspijpen nat, schoenen nat, en sommige hadden zelfs het genot van een douche ervaren. Niet alle auto’s ontwijken als ze een hoge snelheid hebben ‘fatale’plassen.
De regen hield op, de groep was weer compleet en het landgoed was prachtig, op een enkele dronken rus die graag Nederlandse Schone willen kussen na. Correctie, het landgoed was pittoresk. Eilanden, waar zich of een prieeltje, tempel of kasteeltje bevindt. Een waterbron ontdekt door Peter de Grote, waar oude oude vrouwtjes bij knielen om uit een porseleine theekopje dit bronwater te drinken.

Genoeg genoten, we moeten terug naar Vyborg. Een discussie over richtingsgevoel en zo komt het dat Nieske en ik weer met z’n tweeen langs de weg staan. In de verte loopt een blonde jongen van een jaar of tien. Hij schreidt langs een verlaten bospaadje. Hij heeft helblauwe ogen. Het heeft iets mythisch, zelfs iets spooksachtig. Met een engelenstem antwoord hij op onze vraag welke kant Vyborg op is: “Beide wegen gaan naar Vyborg, maar jullie moeten voor de markt deze nemen.” En hij schrijdt verder, het niets in. Wij moesten inderdaad naar de markt….
De juiste weg ingeslagen te hebben, de duim een aantal keren opgestoken te hebben, stopt er een blauwe auto. Ik doe de deur open en wil vragen of we mee…. Daar zit vyborger Dima, breedglimlachend.