dinsdag 31 januari 2006

Een wandeling over Vasili-eiland

Tijd voor een eerste kennismaking met de straten. Doelgericht stap ik dom 20 uit. Ik wil het boek Ivankiade gaan kopen. De eerste boekenwinkel zit op de hoek van de straat. Ik loop naar binnnen. Het winkeltje is gevestigd onder een huizenblok (podval). Het ruikt er muffig . Alle muren zijn bekleed met boeken en erboven hangt een bordje: literatuur, vrouwen boeken, mannen boeken, kunst, wetenschap etc. Tot zo ver vrij normaal. Er staan mensen te lezen en zelfs de beveiligingsbeambte heeft zich over een boek gebogen. Het zijn toch iets te veel russiche woorden om te orienteren en besluit het aan een verkoopster te vragen (devywka). Zodra ik mijn mond open doe, komen er onsamenhangende zinnen uit. Al stotterend probeer ik me te herstellen, maar het effect is uiteindelijk dat ze me vraagt de titel en auteur op te schrijven. En schrijven is in zo’n situatie nog lastiger dan spreken, gebruik ik een ÷ , ø, îf ù? Ik weet het echt niet. Ze voert wat in in de computer, maar er zijn geen matches. Door de eerste de beste obstakel laat ik me echt niet tegen houden. Op naar de volgende winkel, boekenwinkels genoeg in dit land van grote schrijvers en dichters.

De straten zijn hier logisch ingedeeld. Er zijn drie parelle starten, genaamd: kleine, middelste en grote prospekt. Deze worden doorkruist door linea’s. Om dat het tegen het vriespunt aanligt, zijn de straten vies. Smeltende sneeuw, vervuild door de uitlaat van de speelgoedogende auto’s. Aan de huizen hangen ijspegels, die druppelen. Ik sop er doorheen en probeer plassen te ontwijken. Alle winkels hebben neon uithangborden en ook de bewegwijzering naar MC Donalds ontbreekt niet. Toch staan er ook oude tandloze omaatjes wolle truien, een prei of een boek te verkopen.
Ik stap opnieuw een boekenwinkel binnen. Deze is een stuk ruimer opgezet en oogt westers. Ik vraag om hetzelfde en dit keer wordt mijn verzoek de hele winkel doorgeschreeuwd: “Tanja, weet jij of we de Ivankiade hebben? Masja, de Ivankiade, hebben we niet toch? Er vraagt hier iemand om de Ivankiade?” Al snel wordt duidelijk dat ik ook dit keer niet zal slagen. Ik loop terug naar de 6-7 linea, ookwel bekend als de straat van de rijken. De tegels zijn van marmer, de huizen gerenoveerd en de dure winkels vullen hier de etalage’s met juwelen, bont, gucci en sony. Halverwege kom ik een grijs gebouw tegen. Drie verdiepingen hoog. Er hangt een ijzeren bordje, waarop vermeldt staat dat hier de filologische faculteit van de staatsuniversiteit is gevestigd. Daar moet ik wezen, alleen heb ik een ander adres opgekregen. Uit nieuwsgierigheid besluit ik toch even naar binnenn te gaan.

Ik duw een zware deur openen en direct daarna nog een houten deur. Ik kom een hal binnen, waar een balie gevestigd is. Er zitten twee gepensioneerd vrouwtjes achter: de bewaking (axrana). Ze proberen een buitenlandse student uit te leggen waar de bibliotheek is. Ik ga naast hem staan. Ik zie dat hij van zijn ene been op zijn andere staat te huppen. Ik kijk naar beneden en waar ik warme gevoerde schoenen verwacht, zie ik twee roze voeten. Zijn schoenen staan een stukje verder in de gang. Het is gebruikelijk om in Rusland als je ergens op bezoek bent je schoenen uit te doen, maar dit oogde wel heel vreemd. Ik glimlachte en de vrouwtjes vroegen waarmee ze me van dienst konden zijn. Zodra ze merkten dat ook ik een buitenlandse was, begonnen ze eerst samen te smoezen. “O, wat leuk zo’n jongen en zo’n meisje, allebie in een vreemde stad, allebei hulpeloos.”Ik ben helemaal niet hulpeloos, ik wil alleen weten waar ik moet gaan studeren. Ik kuch even en begin in mijn beste russisch te vertellen dat ik hier kom studeren en nu een beetje in de war ben over de locatie. Alsof ik een halve imbieciel ben, antwoorden ze mij op een kleuter manier dat ik waarschijnlijk bij de negende linea moet zijn. “We teken het voor je, want lezen kan je waarschijnlijk niet.” Weer een ander adres. Ik raak even in gedachten verzonken en de dames beginnen weer met roddelen. Ik laat ze maar. De student begon zijn schoen aan te trekken en samen liepen we met een tekening in onze handen de filologische faculteit uit

zaterdag 28 januari 2006

Dag 2

Langzaam ontwaak ik uit een diepe slaap. Ik staar naar een plafond van 4 meter hoog. Door de muren heen hoor ik een zware mannen stem en achtergrond muziek. Dat is de tv. Die staat met halve dagen aan. Op de binnenplaats is het gebrom van opstartende auto’s te horen. Honden blaffen.

Hoe ben ik hier beland?. Het begon met het uitzwaaien op Schiphol. De roltrap leidt naar de eerste verdieping, waar vertrekhal twee te vinden is. Bovenaan de roltrap staan Mikel, Wijnand en Esther me op te wachten. Leen, Jeanne en E* staan nog onderaan.

Eerst maar eens van mijn bagage af zien te komen. En daarvoor heb ik een boardingpas nodig. Eens kijken of de op A4 geprinte tekens echt als een ticket dienen. In de computer voer ik een code in en mijn naam. Nog een paar vragen beantwoorden als: “U heeft niets op het vliegveld aangenomen om mee te vervoeren?” Boeken en scheurkalender reken ik daar niet onder, dus druk ik op NEE. De boardingpas wordt geprint en ik ben klaar om naar de incheckbalie te gaan. Op de weegschaal staat 23,6. Met mijn meest onschuldige stem zeg ik: “O, nee het is toch te veel.” De steward kijkt me aan en zegt: “Nee, kan net zo.” Tot ziens bagage, tot in St. Petersburg. Om 10.20 wordt ik verwacht bij gate d41. Tijd voor een kopje koffie met de anderen zat er misschien nog wel in, maar stel je voor dat het vliegtuig zonder me vertrekt. Geen denken aan. Dus het moment voor afscheid was daar. Omdat het per slot van rekening toch maar om 100 dagen gaat, zijn tranen en dramatisch gedoe nergens voor nodig. Nog een laatste omhelzing, een zoen en ik stap richting de douane. Mijn paspoort wordt nauwelijks een kwartminuut tijd waard gevonden. Ik loop door. Draai me nog even om en zwaai. Ik merk dat er toch een klein traantje in mijn ooghoek zit, maar dat is het vermelden eigenlijk niet waard. Ik loop de tax-free zone in en struikel zowat over een ex-Erasmiaan. Maar goed, ik moest koffie hebben. Dus eerst maar eens dit zwarte goedje zien te vinden. En als je al koffie nippend van het uitzicht over arriverende en vertrekkende vliegtuigen zit te genieten, gaat de tijd snel en moest ik me voor ik kon gaan shoppen al naar de gate begeven. Ik hoopte nog een krant te kunnen pakken, maar daar doet KLM kennelijk niet aan. En ook niet aan een maaltijd aan boord. Daarvoor in de plaats trakteren ze je op twix en mars. Ik zat naast het raam, boven de vleugel. In het begin genoot ik van het gestructureerd en gebloqte Nederland. De kust en de waddeneilanden, maar na een half uur begon het me te vervelen en hield mijn topografische kennis ook op. Na wat gelezen te hebben, begon ik toch wel geinteresseerd te raken in mijn medepassagiers. Omdat er stoelen over waren, deelde we met zijn tweeen drie plekken. Heerlijk wat extra beenruimte. De meneer rechts van me bleek de vice-rector van de Herzen Universiteit te zijn. Hij had gestuurd aan de FilFak, waar ik ook ga studeren en was gespeciliseerd in de Russische cultuur. Hij had net een leerboek geschreven, die als handleiding zou gaan dienen op Amerikaanse universiteiten. Wat een toeval. Mijn netwerk uitbreiden begon dus al in het vliegtuig, wie had dat gedacht.

In St. Petersburg was het –2.7 toen ik landde. Met het hondeweer valt het voorlopig dus nog wel mee, daar juist vandaag het jaar van de hond is begonnen. Met een chagerijnig gezicht, zoals alle Russen hier rondlopen, liep ik voorbij de doune. Niets geen goedemorgen of lachen, anders zou ik veel ste veel opvallen. De bagageband ging al draaien en het is altijd even spannend of je spullen niet per ongeluk naar Cuba zijn gevlogen. Maar beide koffers hadden het gehaald. En zo liep ik het vliegtuig uit, op naar St. Petersburg stad. Op naar de Neva. Op naar de musea. Op naar de theaters. Op naar de Wodka. En op naar 13 linea, dom 20, kb 104!

donderdag 26 januari 2006

Cassière

Nog even naar de Hoogvliet. Mijn mandje gevuld met tandpasta, banaan en een Italiaanse bol sta ik te twijfelen waar ik eens zal afrekenen. Voor de verandering kies ik de cassière.
'Goedemiddag'
'Goedemiddag
'Uw bloed lipt'
'?'
'De bovenste'
Voorzichtig ga ik met mijn vinger langs de bovenkant van mijn lip en warempel, op mijn vinger is een veeg bloed te zien. Ik kijk de cassière aan en stompel: 'O dat is mijn naturel look'. Mijn goederen stop ik snel in de tas en knik nog even naar de caissière. Terwijl de schuifdeuren zich al bijna sluiten hoor ik haar stem nog de volgende woorden zeggen: het is de kou meissie, gewoon goed smeren...
Met zo'n tip overleef ik de kou van Rujavascript:void(0)sland vast wel.
26/I/2006