dinsdag 19 december 2006

Terug in Rusland

Voor de derde maal dit jaar land ik op Poelkovo II, het vliegveld voor vluchten uit het buitenland. Dit betekent niet dat het er een stuk luxer en verzorgder is dan op Poelkovo I. De douane heeft dezelfde norse gezichten, je wordt met een smerige bus van vliegtuig naar vliegveld gereden en baggagekarretjes zijn nergens te vinden. Op dit alles let ik niet, want als de schuifdeuren opgaan ligt daar Sint Petersburg op me te wachten. Dit keer volledig in kerststemming. Trots wordt mij verteld: “ precies zo als in Europa.” ‘Schitterende’ kerstbomen met om de seconde verspringende kleuren, oogverblindend (letterlijkj en figuurlijk). Niet geheel mijn smaak; iets te fel, te gekleurd en te onrustig. Toch heeft gouverneur Matvienko haar best gedaan. Honderd bomen zijn er in de stad geplaatst, kilometers verlichting. En als reactie op deze uitbundigheid schijnt Moskou er vierhonderd geplaatst te hebben. Die bomen zullen vanaf vrijdag mijn ogen verblinden. Waar de Nederlandse versiering in haar eenvoud en elegantie echter niet tegenop kan is de glinsterende sneeuw op de takken. Want jawel, speciaal voor mij, is gisteren dan eindleijk de winter in Rusland begonnen.

vrijdag 18 augustus 2006

De garage

De autobanden zijn een beetje zacht. Even laten controleren. We rijden de 11de Linea vanaf de achterkant van het eiland in. Voorheen kende ik deze straat alleen vanaf de Neva kade. Daar staan statige oude huizen, weliswaar vervallen, maar de oude glorie voel je nog. Aan het einde lijkt het een deel van een Amerikaanse buitenwijk, zoiets als ik me Harlem inbeeld. Bruine en rode bakstenen wisselen zich af, schuren, een ijzeren overloop verbindt twee pakhuizen en een garage.
Garage Hoffman. Op een bankje zitten 5 jonge knapen verveeld naast elkaar. Allen hebben een fluorescerend geel veiligheidsjasje om, waarop hun functie staat. Er onder: Praat niet tegen mij. Tegen de deur staat nog zo’n zelfde groepje te leunen. (verbogen werkeloosheid!?!) Een vrouw, duidelijk de baas hier, komt op ons af. Met een wenk stuurt ze twee arbeiders voor een drukpomp. Elke handeling controleert ze. Bij het stellen van vragen, antwoord inderdaad de vrouwelijke managers. De arbeiders doen slechts dat wat er op hun borst en rug staat.


p.s. helaas voelde ik me toch een beetje bezwaard om van dit tafereel een foto te maken.

Ze bestaan echt

Ze bestaan echt. De mafia.
En het is precies zoals je denkt dat het is. Het is precies zoals ze in alle foute en goede films worden uitgebeeld.

In hartje centrum is een beperkt aantal straten voetgangerszone. Terwijl ik daar flaneer scheuren er twee zwartgeblinddoekte jeeps op hoge snelheid voorbij om 20 meter verder abrupt met gierend remmend tot stilstand te komen. Vier deuren vliegen open en er springen vier bonken van kerels uit. Klerenkasten. Ze loeren om zich heen en het lijkt of ze zich nog extra breed opblazen. Nerveus friemelen ze aan hun oortje en houden alles in de gaten met argusogen. Uit de derde auto, die ik in eerste instantie niet had opgemerkt, stapt een kinkie kaalgeschoren man in pak van middelbare leeftijd uit. Uiteraard met puntschoenen en zonnebril. Een air van belangrijkheid omhult hem. Het ensemble gaat een dure Zwitserse juwelierswinkel (basel) binnen. De bodyguards klappen de deuren wijd open en met een opgeheven hoofd stapt de baas binnen. De ‘men in black’ sluiten zich achter hem aan. Vanavond zal er iemand vast met iets schitterends verrast worden.

dinsdag 15 augustus 2006

Ach, die Russen

Soms is het een zuchten en steunen. Het lijkt wel of die Russen er niets van begrijpen, het lijkt wel of ik er niets van begrijp. Het is volgens mij onbegrijpelijk.
Zo worden er zebrapaden aangebracht, maar auto’s stop die stoppen voor een voetganger. Ho maar. En probeer ik voor mijn voetgangersrechten op te komen, word ik bijna van sokken gereden en krijg ik ook nog eens boze vuisten en claxons naar mijn hoofd geslingerd.
De mensen hebben hier geen haast. Alles gaat sloom en langzaam, grauw en grijs. Maar vooral stoffig en benauwd. Geen haast hebbend lopen ze met z’n vieren naast elkaar over het trottoir. Geen enkel doorgangetje om tussendoor te glippen, het enige wat ik kan doen is ook gaan strompelen.
Het straatbeeld wordt gekleurd door vele groenten (wat is de nieuwe speling?)- en fruitkraampjes. Vooraan liggen prachtige kersen, (water)meloenen, bessen, perziken, tomaten, komkommers en groenvoer. Een schitterende watermeloen trekt mijn aandacht. De grote van een voetbal. Glimmend. Ik sta te watertanden. De verkoper klopt erop en er komt een volle klank vanaf.
‘Deze dan maar?’
‘Da’ knik ik verlekkerd.
‘Helaas, meisje, maar vandaag handelen we niet.’
‘Pardon?’
‘We verkopen niet!’
Soms breekt toch echt mijn klomp.

zondag 30 juli 2006

Hoe kom ik de gevangenis in

……………en weer uit.

Aan de kade van de rivier de Neva staat een gigantisch donkerrood bakstenen complex. Geheel gesloten en op elke muur hangt een dikke rol pikkeldraad. Er is slechts een ingang, tegelijkertijd uitgang. Een zware ijzeren deur. Ik sta voor de gevangenis, in de volksmond al 120 jaar beter bekend als Kresty(Kruizen). Dit omdat de twee belangrijkste gebouwen de vorm hebben van een kruis. Ze zijn door middel van een kerk aan elkaar verbonden. In elk kruis bevinden zich vier verdiepingen en in elke arm 30 cellen. Het ziet eruit als in een film. Een gevangenis waar in 1984 de laatste ontsnapping plaats vond. Een gevangenis in de tsarentijd speciaal gebouwd voor de bourgeoisie. Een gevangenis waar bekenden, als de bolsjewiek Trotski en de schrijver Gumilev, en minder bekenden gevangen zaten. Een gevangenis waar een aantal jaren geleden 12.000 gevangenen zaten. Ik ga kijken wat de situatie is achter deze ijzeren deuren.

Om binnen te komen heb ik doorlaatpas laten maken. Allereerst kreeg ik de toestemming van de directeur, daarna moest het geheel naar de generaal en vervolgens terug naar de directeur. In het totaal heb ik wel 5 verschillende telefoonnummers moeten bellen.
Ik stap door de twee sluizen heen en sta in de ontvangsthal. Achter dik glas zit een vrouw in uniform die tegelijkertijd twee telefoons bedient. ‘Nederlanders, hmmm. Even een belletje plegen.’ Ik ga in de hoek staan en kijk toe hoe via het sluismechanisme bezoekers en personeel deze instelling verlaten. Zij krijgen hun legitimatiebewijs en mobiele telefoon terug, ik lever mijn paspoort en doorlaatpas in. Mijn mobiele telefoon mag ik houden, vanwege de exclusieve toestemming van de directeur om foto’s te maken.
Een aardige vrouw, de excursieleidster van het gevangenismuseum, brengt mijn collega en mij bij de directeur. De directeur ontvangt ons met een glimlach. Aan de muur hangt een portret van Poetin, eronder staat een buste van Peter de Grote. In de hoek hangt de vlag van de Russische Federatie. Over de kamer hangt een sovjetgloed. Het bureau van de directeur is overvol. Er staat een monitor, waarmee deze vriendelijke pocketofficier als ‘big brother’ toezicht houdt over alle ruimtes binnen het complex. Een knoppenpanel en twee telefoons zorgen voor zijn verbinding. Een gewone telefoon en een rode, het direct lijntje naar ….(tsja)…. Verder liggen er verschillende boeken over het bureau verspreid (o.a. het Russische wetboek van strafrecht) en staat er een bordje met het opschrift: Stilte! De chef denkt na.
Terwijl we gaan zitten, gaat de telefoon met een schelle toon. ‘Schulden? Als het niet op de rekening staat, dan staat het niet op de rekening. Ik weet van geen gasproblemen af. O, wilt u ons, een gevangenis, bang maken?’
De gevangenis is arm. Vanuit Moskou komt er nauwelijks geld. Door het commercieel exploiteren van de bakkerij, de stomerij en de excursies in het museum verdient de gevangenis een kleine 60 duizend euro per jaar. Veel te weinig om alle onderhoudswerkzaamheden mee uit te voeren. Letterlijk alles is aan vervanging toe. Van gas-, water- en elektriciteitsleiding, de riolering tot bedden en matrassen.
Het cellencomplex is geconcentreerd over de twee ‘kruizen’. In totaal zijn er 999 cellen. In elke cel zitten maximaal 6 gevangenen. Een luxe in vergelijking met een paar jaar geleden toen er noodgedwongen 12- 15 man in een cel gingen en er in ploegendienst werd geslapen. Een cel is 8 m2. Er staan twee triple stapel britsen in, een wasbak en een pisbak (anders kun je het niet noemen). En wat ze van de Nederlandse gevangenissen vinden? De gevangen vinden het veel te gezellig met elkaar. Ze kaarten wat, kijken tv, kletsen of leren Engels. ‘Het Amerikaanse systeem past beter bij de Russische traditie, de Nederlanders hebben een vijf sterren variant.’ Dit idee is wijd verspreid in Rusland. Er is een Russische film (komedie) genaamd “Ik wil naar de gevangenis”, zich afspelend in de Bijlmerbajes.
We krijgen een modelcel te zien. Hierin zitten vier jonge opgesloten. Allen vanwege roofovervallen. Deze cel ziet er vrij netjes uit. Op een andere verdieping worden voor onze ogen, op bevel van de dienstdoende officier, de uit nieuwsgierigheid geopende doorgeefluiken snel gesloten. Toch lukt het om er door een naar binnen te kijken. Het is daar goor en de mannen kijken mij met angstige en doordringende ogen aan.
‘Het is hier binnen een weerspiegeling van de gemeenschap. Hoe de mensen hierbuiten met elkaar omgaan, zo wordt er ook binnen met elkaar omgegaan.’ Er wordt geprobeerd om de gevangenen zoveel mogelijk in subcategorieën onder te verdelen. Bij binnenkomst worden ze daarom eerst gekeurd door een psycholoog. De celindeling gebeurt aan de hand van een door de psycholoog opgestelde lijst, waarbij het hokje voor verkrachter, moordenaar, recidivist, roker, zieke, buitenlander en nog een stuk of 15 anderen ‘kenmerken’ aangevinkt kan zijn.
In totaal zijn er in de kruizengevangenis 4 duizend man gehuisvest. Waarvan slechts 400 veroordeelden, de rest zit nog in voorarrest. De veroordeelden werken in de gevangenis en hebben meer bewegingsvrijheid dan hun lotgenoten die nog wachten op hun proces. Deze mogen per dag slechts een uur luchten, wat werken, wat tijd voor eigen ontwikkeling en eten. Eten doen ze om 6, 12 en 18 uur. Vandaag zag het menu er als volgt uit: pap uit melkpoeder en boter, als hoofdmaaltijd bortsjsj, erwten, brood en gehakt en als avondmaal wederom pap, vermicelli, eieren, melk, thee en zout. Om een idee te krijgen trakteerde een gevangene ons op vers zeksbrood.
Voor het verrichte werk krijgen de gevangen een kleine vergoeding op hun interne rekening. Hiermee kunnen ze in ‘de winkel’(een lijst waarmee de bewakers langsgaan) levensmiddelen als chocolade, sap en (niet te vergeten) sigaretten en kopen. Verder krijgen de gevangen drie keer per dag te eten en hebben ze recht op 50 kilo aan voedsel pakketen per maand. Dit is het netto gewicht, want alles wat de gevangenis in komt wordt gecontroleerd en komt in plastic zakken bij de gevangen. En geen blikje, fles of homp brood wordt doorgelaten, daar kan van alles inzitten. Tijdens het bezoekuur (twee keer per maand) wordt er alleen gecommuniceerd via een telefoon en achter glas. ‘De kans is zeer groot dat er anders tijdens het zoenen drugs worden uitgewisseld.’
Terug naar de Kresty. Vanuit het midden van het kruis heb je overzicht over de verschillende verdiepingen. Elke verdieping is afgeschermd met tralies en gaas. Aan de muur hangen bordjes ‘Bij beweging handen op de rug’. Het is er vochtig en donker. Het stinkt er naar (katte)pis. De lucht is muffig. Voorheen dacht ik, naïef, dat zulke scènes alleen in Amerikaanse films voorkomen, maar dit is beklemmend echt.
Behalve de kruizen bevindt zich in het complex een kerk, wasserette, sauna, douchegelegenheden, ziekenboeg, een aula, een apart gebouw voor TBC patiënten, keuken en bakkerij. Het burgerpersoneel dat hier werkt draagt van groene camouflagestof gemaakte uniformen. Als we de bakkerij verlaten, verlaten we ook de geur van gist en worden we weer omringd met de geur van kattenpis. Op het plein staan de in zwarte uniformen geklede gevangenen in rijen van 7. Ze staan te hangen. Hier mag ik geen foto van maken. Eromheen lopen katten rond, hier de meest vrije wezens. Want noch bewakers, noch gevangenen hebben het gemakkelijk achter de torenhoge rood bakstenen muren. En de katten, die houden zo nu en dan de gevangenen ook binnen gezelschap. ‘Aangezien er hier geen vrouwen zijn en ik liever niet heb dat ze elkaar beginnen te aaien, mogen ze katten hebben. Dat helpt ook nog eens tegen de stress.’

Een p.s.
Wat niet vergeten moet worden is dat hoe armzalig de omstandigheden zijn, hoe mensonterend af en toe en tegen de Europese normen in, het blijft huisvesting voor een gevangene en niet voor moeders liefste. Verder vindt men in Rusland dat een gevangenen ook echt bestraft moet worden. Bestraffingen zien er anders uit. Vijf jaar voor roof wordt als een kleine straf beschouwd.
Toch probeert de gevangenis de situatie zo veel mogelijk te verbeteren. Noren, Amerikanen en Nederlanders steunen verbouwingen en opleidingprogramma’s. En als het geld er was, zouden ze al veel meer tegemoet gekomen zijn aan de Europese normen. Want ondertussen, na werkbezoeken aan deze landen, weten ze (de directie) dat het beter kan, hoe het beter kan en dat het beter moet. Zeker voor de vele met HIV besmette en tuberculose lijdende gevangenen. Helaas is geldgebrek de belemmerende factor.

Met dank aan Marita Thelen

vrijdag 7 juli 2006

Waar is de Nevski?

De afspraak was om 15.30. De chauffeur zei dat het geen nut had als hij zou wachten tot ik weer uit bespreking zou zijn. Met al dat drukke verkeer, zeker rondom Nevski Prospekt, zouden we het nooit halen om weer voor 17.00 op het consulaat te zijn. Hij liet me de dichtstbijzijnde metro zien en zette me af bij een groot transportbedrijf.
Het gesprek ging moeizaam en was inderdaad pas tegen vijven afgelopen. Aangezien ik om 19.00 weer een afspraak in de stad had, had het geen nut om eerst met het openbaar vervoer terug te gaan naar Vasili eiland. Maar gelukig hoef je je in Spb niet te vervelen, voldoende varianten om 2 uur door te brengen. En aangezien ik deze buurt, bij technologitsjeskaya, helemaal niet ken, was het met dit heerlijke weer (23 graden, licht briesjes. U weet wel, precies goed) voor de hand liggend om wat te dwalen. Naast elkaar staan er in deze wijk bouwvallige panden met vergane glorie. Zelfs de beschermingsnetten eromheen vallen er praktisch vanaf. Er naast statige, opgeknapte herenhuizen in een Italiaanse stijl en aan de overkant een typisch stalinistisch gebouw. Zo grauw, uitzichtloos, een blokkendoosconstructie van heb ik jou daar.
Mijn pad ging langs een grijs pand die een roze metamorfose onderging. Vijf ‘spinnen’ hingen al slingerend op verschillende hoogtes aan hun schommel. Twee touwen en een latje. En aan hun riemen twee emmers, die af en toe tegen elkaar kletterden. Ieder had zo zijn eigen tempo. Het zag eruit alsof ze het erg naar hun zin hadden daarboven.
Langzamerhand wilde ik wel weer eens richting Nevski zwerven en aangezien ik me al een echte Peterburger probeer te wanen loop ik in deze miljoenenstad zonder kaart rond. En mijn richtingsgevoel… Die laat nog nogal eens te wensen over. Daarboven op de eigenwijsheid en foute intuïtie vormen voor de benen een vermoeiende eigenschap. Mijn eerste reddende engel moest een krom getrokken vrouwtje worden. Een echt typisch Russisch oma’tje zoals je ze in alle beschrijvingen tegen komt. Een wrat op de wang, vlassige haren in een knotje weggestopt. Een fijn blauw- bloemetjesmotief soepjurk, ik denk dat het vergeetmenietjes waren. Witte sandalen met uiteraard geen blote voeten daarin, maar dikke lichtbruine kousenvoeten. (minstens denier 40). Zuchtend keek ze me aan. ‘ O, je zit helemaal fout. Je moet naar rechts en rechtdoor. Gewoon blijven lopen’. Aldus keeping on walking, zie ik een poosje nadat ik de hoek om ben aan mijn linkerhand een bekende kerk. Althans ik dacht hem van een eerdere zwertocht te herkennen. Een blauwe koepel, een kruis erop, een bordes……En als het ook echt de kerk was geweest, dat ik dacht dat het was, was het ook juist dat ik van route veranderde. Ik moest er alleen even omheen, een keer links en dan had ik er toch echt moeten zijn. Dommage, kom uit bij het begin van kanaal Gribojedova. Hier is een park met fonteinen en bruggetjes aangelegd. Twee vrouwen van middelbare leeftijd komen op me af. Ze hebben een Duitse kaart in de hand. Of ik niet kan zeggen waar ze nu zijn. Uiteindelijk hen hopelijk de juiste kant opgestuurd en voor mezelf tegelijkertijd ook weer een nieuwe route gevonden. Maar mezelf kende een check kan geen kwaad. Daarom vraag ik aan mijn volgende slachtoffer, een jongedame, wederom naar de Nevski, maar ditmaal gespecificeerd; de Kazankathedraal. De jongedame, waarschijnlijk jonger dan ik, haar manier van kleden en de hoeveelheid make-up verbergen haar leeftijd, heeft geen idee. Keurt me nauwelijks een blik waardig en loopt schouderophalend verder. Meteen komen er twee meisjes op me af. Ze hadden gezien dat ik wat had gevraagd en dat ik toerist ben en enthousiast begonnen ze in hun net geleerde engels te vragen wat ik zoek. Ik, om het hun makkelijker te maken praat in het Russisch. Zij, om het mij ‘makkelijker’ te maken in het Engels. ‘O yes, You go good. Just straight. But it’s a big walk. Very big.’ Ik moet echt verder dus schud de meisjes gehaast van me af. De meisjes rennen meteen af op een volgend slachtoffer. Een stukje verder zie ik op de hoek een groenten en fruit kraampje staan. Als ik het nader, vermengt de geur van uitlaatgas zich met overrijpe aardbeien, perziken en dille. Ik stel weer dezelfde vraag. Verontschuldigend lacht de verkoopster naar me en ze zegt in plat Russich dat zij elke ochtend vroeg bij dit kraampje gedumpt wordt en ’s avonds laat weer opgehaald. Ze heeft er geen begrip van waar ze zelf is. ‘Kind, ik weet niet eens hoe de straten op deze hoek heten.’ Samen kijken we naar het bordje: De straat van de Dekabristen. Meteen gaat er bij mij een belletje rinkelen. Natuurlijk: immer gerade aus. Kan niet missen.

woensdag 5 juli 2006

Wat een muppetshow!!

Een groot Nederlands bedrijf in opslag en koelinstallaties bevindt zich op 7 km buiten st. Petersburg. Met de diplomatenauto verlaten we de stad over de moskovskii prospekt. Opmerkelijk is de hoeveelheid militie die langs de weg staat. Waarschijnlijk vanwege de komende G8. De stad raakt er steeds meer van in de ban. We rijden richting het vliegveld, richting de pulkovoheuvel. De route die tsarina Catherina per koets altijd aflegde naar haar buitenpaleis. Hieraan herinneren de mijlpalen en de drinkfonteinen voor de paarden. Als we het vliegveld gepasseerd zijn, neemt de hoeveelheid blauw, groen, beige en grijs toe. Om de 70m staat nu een militair. En dit aan beide kanten van de weg. Van verveling weten sommigen zich geen houding meer te geven en leunen stiekem tegen een boom of zitten al knikkebollend op een boomstam, terwijl anderen fier rechtop staan al zwaaiend met hun knuppeltje. Het bedrijf ligt op de route naar het Konstantinpaleis. De residentie van Poetin. Een korte opsomming, op de heenweg heb ik waarschijnlijk wel tussen de 150 tot 200 militairen gezien. Twee uur later is het bezoek afgelopen en willen we weer terug naar de stad.
Dat gaat helaas niet. Zodra we het terrein afrijden en de rijksweg opwillen, staan we stil. Er staan vier lada’s voor ons en daarvoor een politieagent. We hadden al geruchten gehoord dat de rijksweg afgesloten zijn. Maar goed, wij rijden in een diplomatieke wagen, voor landsbelang moeten we terug, dus wij rijden langs de vier lada’s en stoppen voor de agent. Deze ziet er niet al te vrolijk uit en geeft ons een stopteken. ‘Jullie moeten stil blijven staan, motor uit, tot nadere orders’ De chauffeur sputterde tegen: ‘ hoe lang gaat dit duren? De consul wil naar het consulaat en kan niet wachten, wij zijn een diplomatieke wagen.’ ‘Ik zei: motor uit en wie weet staan we hier wel tot zonsondergang’
Nee, de Russische humor is op zulke momenten absoluut niet grappig. Ergens bij een bedrijven terrein, eigenlijk in the middle of now where, zijn we gestrand en we kunnen niet verder. Rood nummerbord of niet, wachten moeten we. Toch leidt tot onbegrip in de wagen. Hoe kunnen ze dit maken, onmogelijk. Wat een poeha. Wat een muppetshow maken ze er hier in Rusland van. Nu is het zeker wachten op prins Frats. Het plan ontstaat al om een ultimatum te stellen. We wachten 15 min en anders rijden we door, met of zonder goedkeuring. Ik vind het alleen maar spannend maar onze Russische collegae zien het toch wat somberder in en voelen er weinig voor. Langzaam verstrijkt de tijd. Er wordt gebeld met het ministerie van buitenlandse zaken (MID) voor opheldering. Er wordt contact gelegd met het consulaat om een vergunning te regelen, als er plotseling een helikopter over komt. En onder de helikopter een autoescorte. Over de hele baanbreedte rijdt een colonne van 8 politiewagens en tussen de zwaailichten twee zwarte geblindeerde wagens. ‘Was dat Poetin?’ fluister ik zachtjes. Het einde moet toch wel inzicht zijn en ons eigen gesteld ultimatum begint ook al te verlopen. Eindelijk stapt de agent opzij en met plankgas scheuren we hem voorbij. Tegelijkertijd krijgen we van het MID het advies om rustig te wachten, want als we ons plannetje doorzetten staan zij niet in voor de gevolgen. De militie heeft strikte bevelen en onze auto is niet van kogel vrijglas…..
Ja, ik maak mijn borst al nat voor de G8. De prognose voor de komende tijd is al een half uitgestorven stad, een haven die14 dagen dicht gaat, 4 dagen geen vrachtverkeer, een gesloten vliegveld….. Absoluut geen economische voordelen, maar de lucht zal vast heerlijk fris worden en zonder al dat verkeer en toeristen zal de stad zich in betoverende rust hullen.

vrijdag 23 juni 2006

Soms heb je dat...

Je staat ’s morgens voor het dressoir en denkt: “ wat zie ik er goed uit vandaag.” Geen bad hair day, ogen fonkelen. Leve de goed liggende make-up. Leve de kleding, die zonder gestreken te zijn en ook nog eens lekker zit, afkleedt en versiert op een elegante manier. Al met al voldaan laat je het spiegelbeeld door deze gedachte met een gerust hart achter.
En deze gedachte wordt de beschermengel van je dag. En het gevoel van hernieuwde schoonheid straalt vanuit zichzelf. De pas wordt vrouwelijker. De rug recht en de borst vooruit.
Zo loop ik, terwijl mijn hoofd ergens in romantische velden verkeert, de treden af om onder de Nevski door te lopen, als er opeens een gentleman van middelbare leeftijd naast me komt lopen. 10 cm kleiner dan ik. Gehesen in een goed zittend pak. Gepoetste schoenen (prada’s???). Zijn gezicht is wat mollig, maar het zeer mannelijke kapsel a la James Bond met grijzende haren, compenseert dit volledig.
De mijnheer begint over mijn silhouet. Perfect, precies wat mijnheer zoekt. Of mijnheer foto’s mag maken, zwart-wit. Dat is namelijk zijn specialiteit.
Ik heb geen idee hoe hierop te reageren, maar zolang hij in het Russisch overzicht zelf en mij uitwijd, heb ik de tijd om daar over na te denken. Plots kijkt hij mij met een deels verlekkerd en deels hoopvolle, voldane blik aan. Tijd voor een antwoord. Ons tempo was gedurende zijn monoloog zo vertraagd dat wij ons als slakken voortbewogen tussen de haastende Russen en toeristen. ‘ wat als, nee, oui, wie weet, zou het, kan niet, tuurlijk doen, ben jij gek!’.......... geen van deze gedachtes werden uiteindelijk uitgesproken. Met een verontschuldigende glimlach zeg ik zoet: “I am sorry, I don’t speak Russian.” Teleurgesteld slikt mijnheer. Vermeldt nog even in stuntelend engels dat hij een erg goede fotograaf is, werpt vluchtig een blik op zijn blinkende horloge en gaat rechts de trap op. En ik links. Zou dit mijn kans geweest zijn? Sloeg mijn minute of fame rechtsaf??

donderdag 22 juni 2006

Zo warm, zo koud!

Het is tropisch warm. De hele week dwaalt het kwik rond de 30 graden. Pas tegen de avond wordt het echt aangenaam om buiten te zijn. En dat kan lang. Gisteren was de langste dag. Het was 1,5 uur ‘donker’. En na deze zeer ‘lange’ nacht, stond ik vanochtend op voor een nieuwe werkdag. Ik stap onder de douche en er komt een straal onaangenaam koud water over me heen. Wat blijkt; de toevoer voor warm water is voor een maand stopgezet in heel de wijk. Als voorbereiding op de onaangenaam koude winters. Dus wil ik ‘s ochtends niet een onaangenaam koude douche hebben, ben ik genoodzaakt met pannetjes en een fluitketel te werk te gaan. Wat een belevenis zo vroeg op de ochtend.

maandag 12 juni 2006

Ge-wel-dig

Het is kwart over tien ’s avonds. Buiten is het licht en dat zal het het komende uur ook nog blijven. Morgen staat er weer een werkweek te wachten op het consulaat. De ‘kennismakingstijd’ is over en morgen zal ik beginnen met het maken van afspraken. Maar nu nog even nagenieten van het weekend. Een bruisend weekend. Lange wandelingen langs de zomertuin, het smolny en de troitskibrug. Een nieuwe fontein ontdekt bij het strelki. Midden op de Neva. Een prachtige fontein, al kletterend speelt het licht met de waterdruppels. De temperatuur stijgt en de straten vullen zich met russen en toeristen. Heel veel toeristen. Die komen hierheen in grote cruiseboten en met groot bedoel ik groot. Heel groot, zo groot als vieretagewoningen. Zowat een dorp op zich, onvoorstelbaar. En de toeristen brengen kunstenaars, straatmuzikanten, tourbussen en beren met zich mee. Want wie wil er nou niet met een klein beertje op de foto voor de Isaakkathedraal?
En behalve beren en allerlei soorten honden, laat men hier ook fretten en katten uit. Ik moet echt iets vaker mijn fototoestel meenemen. Zo ook tijdens het uitgaan. Naast de ‘international’ bar Datchja is Fidel geopend. Het is er iets ruimer, iets minder benauwd en er is een heel ander publiek. Ik waande me door de muziek en de excentrieke mensen in een ander tijdperk. Er liepen jongemannen rond met stijlvolle hoeden. Anderen in chique colbertjasjes. Dames in polkadot rokken. Bebakkebaarden mannen met een sigaar en een glas whisky. Eigenlijk miste ik alleen nog een wandelstok. En gelijktijdig met het moment waarop ik deze gedachte uitsprak, stak iemand zijn krukken in de lucht……Is het niet ge-wel-dig!!!!

maandag 5 juni 2006

Terug

Wederom terug in mijn geboortestad. Een maand geleden liep ik over dezelfde grauwe wegen, keek ik naar dezelfde series en deed ik boodschappen in dezelfde supermarkt. Toch hebben al deze drie aspecten een verandering ondergaan. Aan de straten wordt nog steeds gewerkt, alleen nu twee blokken verder. De modderige poelen zijn veranderd in groene eilandjes onkruid tussen al het asfalt. De straatlantarens en de stoplichten zijn bedekt met een verser kleurtje grijs. En de uitlaatgassen van de op Russische benzine rijdende auto’s blijven nog beter in de lucht hangen. Een wandeling over de universiteitskade wordt bijna een zelfvergiftigingsactie.
De GTST van Rusland draait ook nog steeds. Hoewel ze in april al verkondigden dat de laatste aflevering er aan zat te komen. De hoofdrol speelster is naar de kapper geweest en heeft het van secretaresse tot directeur weten te schoppen. En eigelijk zijn dat alle veranderingen wel, dus ben weer helemaal bij. En wat betreft het journaal. Deze wordt ook nog steeds gevuld met 10 minuten nieuws en tien minuten Poetin. Poetin in vergadering, Poetin met zijn hond, Poetin op buitenlandreis, Poetin ernstig etc….En als laatste de winkels. Sommige zijn er verdwenen, nieuwe zijn ervoor in de plaats gekomen. De gewone gang van zaken, alleen heb ik het idee dat het tempo hier wel wat hoger ligt. En was ik net helemaal op de hoogte waar alles in supermarkt lag… lag dat zegt het al; hebben ze de hele inrichting veranderd!

vrijdag 5 mei 2006

Het vervoer

Het vervoer: Rusland kent busjes, trolleys, treinen, de metro, de tram, een handjevol fietsen en motors, maar voornamelijk auto’s. Auto’s van limousines met geblinddoekte ruiten tot oude, gedeukte, verroeste, afgebladderde, waggelende wolga’s en lada’s die bediend worden met pook en toch echt wel een gevaar op de weg genoemd mogen worden.
De weg. Ook iets bijzonders hier. Een wegdek vol met deuken en zonder lijnen, die hangen als verkeersborden. Zo weet je niet of je nu op een 3 of 5 baansweg rijdt. Inhalen doet men hier van links en rechts. En stoppen voor een zebrapad, ho maar. Maar ze bestaan wel zebrapaden en ze worden als volgt aangebracht op klaarlichte dag; streep voor streep. Ze verven niet verder voordat de laatste streep voldoende is opgedroogd.
En dan het parkeren. Dubbel of Triple, who cares. Bij de in/ uitgang van een parkeergarage werken hier 5 personen. Een om het kaartje te geven. Een om de plek aan te wijzen. Een om het kaartje aan te nemen. Een voor de berekening van het tarief. En een om hem weer in de automaat te doen. Hoezo verborgen werkloosheid??
En heb je benzine nodig, dan wel eerst even bij de kassa betalen, alvorens te tanken. Een regelrechte choas...

dinsdag 25 april 2006

Kom ik neem je mee
Mee naar de banja
Naar een echte Russische banja
Bij een echte Russische datsja
En daarbij drinken we dan echt russische wodka
Die we wegdrinken met echte Amerikaanse coca-cola

donderdag 20 april 2006

Vallen voor de Hermitage

Laatste dag student aan de staatsuniversiteit van st. P. Het laatste tentamen en het laatste college. En dan is het alweer voorbij. Nostalgisch loop ik nog een keer langs de kantine, de verschillende vakgroepen en over het plein waar elke pauze luid populaire muziek door de boxen schalt. Met nieuwe boeken in mijn tas, de docenten schenken ons hier hun werk, trek ik de houten deur van de universiteitskade 11 achter me dicht. En met een zomervakantiegevoel loop ik in het zonnetje langs de Neva en verlaat ik over de paleisbrug Vasili-eiland. Het blauwe herenhuisogende universiteitsgebouw uit het oog verliezend. Ik steek het paleisplein over en opeens staat er een jongeman voor me met een wel zeer merkwaardige fiets tussen zijn benen. Er zomaar aan voorbijgaan kon ik niet. Dus met de goede intonatie, bijna juiste fonetiek en grammaticale structuur, want dat hoop ik nu na drie maanden toch eigenlijk wel te kunnen, vraag ik in het Russisch wat voor een fiets het is. “Of ik de vraag nog eens in het engels wil herhalen.” Verbaasd, drong het antwoord niet geheel tot me door. Het was ‘some kind of’ racefiets. In plaats van een stuur heb je trappers. Trappers als handvaten en trappers als pedalen. Mijn wenkbrauwen blijven gekronkeld van onbegrip. Hoe kun je hiermee vooruit komen, voor mijn gevoel klopt het niet. En wat is een betere uitleg dan de praktijk. Hij geeft een demonstratie en vervolgens moet ik het zelf maar eens proberen. Uit nieuwsgierigheid kan ik dat natuurlijk niet afslaan. Ik probeer op te stappen, maar kan mijn evenwichtig nauwelijks bewaren. Na een aantal pogingen en gilletjes, lukt het eindelijk om vooruit te komen. Maar de ‘fiets’ heeft zijn eigen willetje, ik kan er geen richting aan geven en om te remmen moet ik een hand los laten.

Al bedenkend dat ik dan zeker val, rij ik een toerist tegemoet. Weliswaar met een slakkentempo, maar voor de toerist, die zich net wilde laten vereeuwigen met de hermitage op de achtergrond, kwam ik toch tamelijk onverwachts. Onder luid: excuse me! excuse me! geroep bots ik tegen hem op en lig ik toch bijna op de keien waar in 1905 de eerste revolutie plaatsvond. Waar het niet dat de toerist zo galant was en mij overeind hield.
Ik ben erg benieuwd hoe de foto is gelukt.

maandag 10 april 2006

Mijn lievelingsroute

St. Petersburg is een stad, gebouwd op meer dan honderd eilanden. Eén eiland is voor mij heel speciaal: Vasili-eiland. Op dit eiland wonen mijn grootouders en op dit eiland heb ik mijn eerste levensjaar doorgebracht. Op dit eiland voel ik me thuis en op dit eiland ben ik volwassen geworden. Men zegt dat als je eenmaal op Vasili-eiland geboren bent, je het nooit meer hoeft te verlaten. Korter gezegd, je kunt er je hele leven slijten. Brodsky zei hierover “Naar Vasili-eiland zal ik terugkeren om te sterven”.
Het Vasili-eiland begint bij de twee vuurtorens van het pijltje. In de zomer kan je hier genieten van het uitzicht op de Petrus- en Paulusvesting, het Winterpaleis en van de honderden bruidsparen die op de kade een champagneglas heffen op hun geluk. De granieten kade van de Neva, de universiteitskade, leidt langs het Mensjikovpaleis en de FilFak en geeft uitzicht op de Bronzen Ruiter, de Admiraliteit en de Isaäks-kathedraal. Na de eerste linie over te hebben gestoken, beland je in de Roemanovski-square en loop je tegen de academie van schone kunsten aan. Hierachter bevindt zich het tuintje van Solovjev. Een tuintje waar moeders met kinderwagens wandelen en waar een antieke sfeer hangt, vanwege de obelisk en de klassieke gevels. Alzo kom je uit op de Grote Prospekt: de aorta van het eiland, doorkruisd door al haar 28 linies. En op linie 13 staat een rood huis. Mijn huis.

Dit stukje is gepubliceerd in het NIP krantje

zaterdag 1 april 2006

Vyborg

Om zes uur gaat de wekker op deze dag van de lach. Naast mij ligt het boek ‘het boek van de lach en vergetelheid’ en mijn telefoon doet zijn uiterste best om mij uit bed te krijgen. 1 april. Wat een lach, toch sta ik om 7.30 fris en fruitig op het finlandse treinstation. Klaar om met een groep van 7 giechelende meiden naar Vyborg te gaan. Een grensstadje, dat onder Zweedse, Finse en uiteindelijk in Russische handen is gekomen. Onze vrolijkheid wordt ‘s morgens vroeg niet op prijs gesteld en langzamerhand wordt het om ons heen steeds leeger en leeger. Er wordt ons zelfs duidelijk gemaakt dat we ons in hoofdstad bevinden en niet ergens in een kolchoz. Stipt op tijd vertrekt de trein. Hoewel in st. P de meeste sneeuw is opgegaan in plasjes, poelen en vijvers, zien we vanuit het treinraampje weer prachtige witte velden en bossen, waar bomen gebukt gaan onder de zwaarte van het sneeuw.

Vyborg is een klein havenstadje. De grootste trekpleisters zijn een burcht en het landgoed Monrepas. Maar we beginnen onze dag in een cafe met een bak koffie. Alles is hier tweetalig: Fins en Russisch. Maar waar ik vooral goed aan merk dat we bij de grens met de EU zitten, zijn de schone wc’s. In ‘Rusland’ ben ik die nog niet tegen gekomen. Het pad naar de burcht lijkt meer op een besneeuwd bevroren slootje. We schuifelen langs een touristische markt, waar we de locale economie steunen door wollen sokken en traditionele folklore wollen doeken te kopen. De meeste verkopers waren moslims. En toen we afrekende, bleek dat we de eerste klanten van de dag waren. Zodra ze het geld in handen hadden, begonnen ze erop te spugen. En dat bespuugde bankbiljet werd vervolgens in contact gebracht met elke waar in het standje: een traditie voor een goede opbrengst en goede dag. Tot ziens.
Vanuit de toren van de burcht was de inham te zien. De zwarte puntjes in de verte leek op het eerste gezicht op een zwerm vogels. Bij nader inzien bleken het ijsvissers te zijn. Voor de rest was alles voor mijn ogen grauw wit. Een impressionist zal vast tussen het water, sneeuw, huizen, toren en lucht verschillende tinten kunnen waarnemen, maar ik en de foto laten een witte waas zien.

Het dorpje laten we achter ons en langs het slechte wegdek banen wij ons een weg naar Monrepas. Het is nat, guur en het zou niet lang meer duren of ik zou in mijn schoenen soppen. Om te kunnen blijven lachen, hoog tijd voor een lift. Ik laat een blauwe auto stoppen en Nieske en ik stappen in bij Dima. Dima studeert in st. P, maar is in Vyborg opgegroeid. Hij vertelt ons wat we zeker niet moeten missen en we zijn er al. Samen onder een plu is het wachten op de rest. De rest was doorlopen, broekspijpen nat, schoenen nat, en sommige hadden zelfs het genot van een douche ervaren. Niet alle auto’s ontwijken als ze een hoge snelheid hebben ‘fatale’plassen.
De regen hield op, de groep was weer compleet en het landgoed was prachtig, op een enkele dronken rus die graag Nederlandse Schone willen kussen na. Correctie, het landgoed was pittoresk. Eilanden, waar zich of een prieeltje, tempel of kasteeltje bevindt. Een waterbron ontdekt door Peter de Grote, waar oude oude vrouwtjes bij knielen om uit een porseleine theekopje dit bronwater te drinken.

Genoeg genoten, we moeten terug naar Vyborg. Een discussie over richtingsgevoel en zo komt het dat Nieske en ik weer met z’n tweeen langs de weg staan. In de verte loopt een blonde jongen van een jaar of tien. Hij schreidt langs een verlaten bospaadje. Hij heeft helblauwe ogen. Het heeft iets mythisch, zelfs iets spooksachtig. Met een engelenstem antwoord hij op onze vraag welke kant Vyborg op is: “Beide wegen gaan naar Vyborg, maar jullie moeten voor de markt deze nemen.” En hij schrijdt verder, het niets in. Wij moesten inderdaad naar de markt….
De juiste weg ingeslagen te hebben, de duim een aantal keren opgestoken te hebben, stopt er een blauwe auto. Ik doe de deur open en wil vragen of we mee…. Daar zit vyborger Dima, breedglimlachend.

zondag 26 maart 2006

Kat

Gisteren scheen de zon zo fel. Gisteren was de wind zo stil. Gisteren was ik even in de veronderstelling dat de lente echt begonnen was. Als Nederlandse kan het niet laten om veel aandacht aan het weer te besteden. En dus; vandaag sneeuwde het wederom, een ijskoude wind liet zich door geen bontjas tegenhouden, maar het zonnetje liet de pegels smelten. Zo liep ik in de drup en door de sneeuw naar het Alexander Nevski klooster. Het oudste klooster in st. Petersburg, die nog steeds werkt en waar zelfs een grote toestroom van monniken is. Eromheen liggen een aantal begraafplaatsen. Voor de kerk, eentje waar de communisten zijn begraven. Volgens hun ideologie hebben communisten niets met geloof te maken, maar naar mijn idee hebben ze deze plek niet alleen uitgekozen vanwege de centrale plek.
Buiten de omheining liggen nog twee begraafplaatsen: het Pere-Lachaise van St. Petersburg. Ze liggen tegenover elkaar. Boven de ene poort staat XVII en boven de andere XVIII (de begraafplaats voor kunstenaars als Dostojevski, Tjaikovski, Glinka).
Allereerst bezoek ik de oudste. Hier mocht men alleen begraven worden met toestemming van de tsaar zelf. Het is er bomvol, duizend graven die elkaar geen privacy gunnen. Tussen de graven lopen kleine paadjes. Als je de begaanbare paden bewandeld, diegene waar de sneeuw al platgetrapt is, kom je vanzelf bij de beroemde en belangrijke personen. Het allereerste graf waar mijn oog op valt, is gelijk de meest typerende. Het is een graf uit de tweede helft van de 18de eeuw, een periode toen de gedenksteen werd vervangen door beeldhouwwerken, die voldeden aan het classicisme. Het opschrift is als volgt:

Als voorbijganger loop jij voorbij, maar liggen zul je net als ik! Kom zitten en rust wat uit- pluk van mijn steen een bloempje en herinner je het fatum- Ik ben thuis! En jij te gast- Speel maar even met gedachtes.

Alleen dan in dichtvorm. Veel grafopschriften hebben een poetisch tintje. En is het niet in het russich, danwel in het latijn of in het frans. Verder was deze obelix versierd met vele symbolen: vanboven keek een uil je aan, de uil van de wijsheid. Een zandloper met vleugels, zodat de tijd nog sneller tikt en het einde reeds daar is. Een slang, die in zijn eigen staart bijt, stelt gerust met haar eeuwigheid. Boven twee doodskoppen vliegen vlinders. Vlinders als metafoor voor de onsterfelijke ziel, die het dode lichaam verlaat. En om de dood nog eens te benadrukken, kan ook de zeis niet ontbreken.
De overige graven, verborgen onder rotspartijen of standbeelden, waar aan de oren ijspegels als oorbellen hangen, zijn even mystiek.
Een kat loopt langs en al lopend geeft ze de graven kopjes. Een bijzondere manier van aandacht schenken. De kat wordt hier met rust gelaten. Ik zou zelfs kunnen zeggen dat katten hier een bepaald privilege genieten. Zo hangt er voor de kerk een bord met tien verboden. Verboden, waaronder geen fototostel, niet roken, niet bellen, geen korte broek en verboden voor honden. En juist naast de relikwieschrijn, waar de Russen voor in rij staan om het te zoenen, ligt een kat te zonnnen in de zwakke zonnestralen die door de rosette naar binnen valt.

donderdag 16 maart 2006

Moskou

Donderdagavond om 22.00 verzamelen we bij het beeld van Peter de Grote in de hal van het moskouse treinstation in st. Petersburg. Een lang weekend Moskou staat ons voor de boeg. De hoofdstad, de tegenpool van dit venetie in het Noorden. We lopen naar perron 1, waar een trein staat die doet denken aan de Zweinsteinexpress. Bij elke deur staat een dejournaja (oppasser), die de paspoorten en kaartjes controleert. Het is een slaaptrein en wij hebben pltazkartnije kaartjes. Een lange wagon waar bedden in gebouwd zijn. We zitten met z’n vieren bij elkaar en tot onze grote verbazing is het er reuze schoon, het beddegoed keurig in plastic verpakt en lopen er niet voortdurend luidruchtige bezopen Russen rond. Eigenlijk had he wel iets gezelligs, zo met z’n vieren in een open coupe. Alleen jammer dat de bedden niet langer dan 1.70m zijn.

Om 6.15 stappen wij het leningradse treinstation binnen, wat een exacte kopie is van het station in st. P waar het niet dat hier een buste van Lenin staat. Wat stijfjes maak ik kennis met het nog mistige en rustige Moskou. Om mij heen drie stations en twee van de zeven zusters. De maag knort en in een wereldstad als Moskou is op dit tijdstip alleen de Mc. Donalds geopend. Een goed begin….

Opgewekt door de cafeine passeren we het hoofdgebouw van de geheime dienst, de kinderwereld, het bolsjoi theater en een standbeeld van Marx.


En dan, recht voor ons, de rode muren van het Kremlin. Een bijna verlaten rode plein, een zeldzaam gezicht. In het westen het warenhuis gym, in het oosten het mausoleum, in het zuiden de kathedraal en in het noorden de toegangspoort. Dit is het centrum. ZW hotel Rusland, waarvan het dak alle berichtgeving over Rusland Nederland bereikt, ZO de rivier de moskva, NO het kremlin en NW nog een kerk. Overal om je heen zie je gouden koepels blinken in het felle winterzonnetje. Wordt vervolgt…

maandag 6 maart 2006

Dagelijkse bezigheden

Mijn dagelijkse bezigheden. De rede dat ik die nog niet heb verteld is omdat het echt gewoon dagelijke dingen zijn. Hoewel ze zich nu natuurlijk in een andere stad en in een ander landen afspelen, wat het natuurlijk veel romantischer maakt.
Vier dagen in de week heb ik college op de filfak. Meestal zijn het drie para en dat houdt in anderhalf uur les, 10 minuten pauze (niet eens genoeg om even snel een kopje koffie te halen- wat hier een amerikaantje heet) en dan weer verder met de volgende les. We hebben met 8 studenten college in een zaaltje bestemd voor 10 personen. Uit Leiden zijn we met z’n vieren, 1 uit amsterdam en drie uit groningen. Na de college’s gaan we meestal met ze alle wat eten. Erg gezellig, nooit geweten dat je ook zoveel lol kunt hebben met studiegenoten. In Leiden zie ik ze alleen tijdens college’s en daarna gaat ieder snel weer zijn eigen weg. De college’s zijn erg verschillend van kwaliteit. Grammatica en vertalen worden werkelijk goed gegeven. Fonetika is altijd als laatste en meestal is de aandacht dan al behoorlijk verslapt. Zeker als 8 mensen steeds dezelfde klanken moeten nabootsen…. Dan hebben we nog spreekvaardigheid, waar onze russische docente goed laat zien dat zij goed Russisch spreekt en ons nauwelijks aan het woord laat. Klein puntje van irritatie. Dan nog het vak cultuur en krantenlezen. De bedoeling ervan is onbegrijpelijk, maar de docente is erg lief en met ons begaan. En last bit not least; analytisch lezen. Wegens ziekte heb ik nog maar 1 les van haar gehoord, maar uit de verhalen moet ik daar erg blij mee zijn. Het wordt gegeven door een reus van een vrouw. Haar dynamiek, liefde voor Freud en enthousiasme is onbeschrijfelijk en dat gepaard met haar zelfbewondering en haar overtuiging van het feit dat haar visie altijd juist is, kan ik me voorstellen dat het menig in het harnas jaagt. Toch vond ik de eerste les geweldig. Zo heerlijk zweverig en ver zoekend. Een gele kraag in een verhaal stond voor de verleiding van de duivel en de zwakheid van de vrouw om daar aan toe te geven. Een klein detail, de rest zal ik je sparen. We zien wel wat dit vak zal opleveren. Verder hebben we twee middagen kunstgeschiedeniscolleges in het Russisch museum. I love it. Denk er zelfs over om misschien kunstgeschiedenis erbij te gaan doen. En 1 keer in de week volg ik college’s in de Hermitage, maar er zelf doorheen dwalen vind ik al heerlijk. Zeker de derde verdieping met alle westerse ex- en impressionisten. Om lyrisch van te worden. Alle meesters hangen er en de kleuren zijn zo overweldigend..
Voor het diner maak ik vaak huiswerk, want dat moet ook gebeuren. Oma en opa sloven zich altijd weer uit. “Nee, Lija, vandaag houden we het simpel”En dat houdt in salade, soep, plemeni (soort van russische ravioli), toetje en na afloop uitbuiken met een kop thee. Een beetje lui word ik hier wel, maar oma laat me niet meehelpen. “Jouw tijd komt nog wel en dan zal je met nostalgie aan je verblijf hier terugdenken.” Het enige waar ik nog steeds niet aan kan wennen is aan het feit dat de tv altijd, vrij hard, aan staat. Niet wennen is misschien nog zacht uitgedrukt, eigenlijk word ik er gek van. Gelukkig vallen zij vroeg in slaap, of ga ik ‘s avonds ergens in een cafe wat drinken, naar het theater of dansen.
In het weekend zit er meestal wel een tripje in. Of met de Nederlanders, of met mijn Russische vrienden hier. Toevallig hebben twee ervan een auto en ik moet toegeven dat dat af en toe wel heel handig kan zijn.(Van huis uit ben ik altijd anti-auto en pro fiets/ milieu geweest) Komend weekend gaan we naar een buitenhuisje met alle Nederlanders. Skiien, sauna, sleeen etc. Het weekend daarop naar Moskou.
Dit is het wel zo’n beetje. Buiten natuurlijke alle bijzondere belevenissen, die hier buiten vallen en ik in andere blogs vertel.

woensdag 22 februari 2006

Lija travels

Met 8 nederlanders lopen we over de nevski prospekt. Op weg naar ‘theelepeltje’. Een favoriet fastfoodketen. Hun assortiment bestaat uit pannekoeken met hartige/ zoete vulling, salades en thee. Opeens zie ik een cameraploeg, camera pontificaal in het midden van de Nevski. Er omheen staat een crew van lange, blonde mensen. Defenitly Nederlanders fluister ik tegen mijn studiegenoot. Als we binnen gehoorsafstand staan, kijk ik de presentator recht in zijn ogen en zeg: “Jullie zijn vast Nederlands.” Een ogenblik is het stil, door mijn hoofd schiet al de gedachte dat het natuurlijk ook zweden kunnen zijn of…., en dan klinkt er een volmondig ja. “En ik zag jullie al aankomen en dacht; dat zijn vast Nederlands” zegt Chris Zeegers (RTL-travel). Als een schoolklasje gaan we met heel de groep om hem heen staan en vragen wat ze hier doen, hoe lang ze hier al zijn en proberen ze zelfs nog tips te geven. Maar, helaas, een langer gesprek zit er niet in, want wij hebben een druk programma en worden in de het Russisch museum verwacht voor het volgende college. Dus we wensen Chris nog een fijn verblijf en verzekeren hem ervan dat we door zullen geven het over twee weken waarschijnlijk al op RTL wordt vertoond.
Het college van vandaag was een uitje naar het atelier van de reconstuctors van oude iconen. Alleen met bepaalde documenten heb je toegang tot de catacombes van het Russisch Museum. Na heel wat gangetjes te hebben gepasseerd komen we een kamer binnen. Daar zitten 7 mensen vrolijk rondom een rijk gedekte tafel. Een tafel gedekt met salade, broodjes, ei, taart, thee en wodka. Morgen vieren we in Rusland de dag van de beschermers van het vaderland. En waarom op morgen wachten, als we hier ook vandaag al op kunnen drinken… We onderbreken hun etentje en krijgen uitleg over het restauratieproces. Er gaan jaren overheen en het is heel precies werk. Maar wat mij nog meer verbaasde, was de manier waarop ze al die oude werken aanraakten, er over veegden en op klopten. En daar bleef het niet bij. Toen ze ons het bladgoud lieten zien, waarmee de halo’s worden gerestaureerd, bleef er een stukje aan de vinger van de meester hangen. Nonchalant veegde hij het af en viel het op de grond.

maandag 20 februari 2006

Een lentese dag

Het zonnetje schijnt. Voor het eerst wijst het kwik o graden aan. Een dag om zonder maillot, handschoenen of muts naar buiten te gaan. Onderweg loop ik over een binnenplaatsje, een klein parkje. Er bestaat een foto van mij als baby, ingepakt in een blauw skipak, waar ik samen met mijn ouders in dit parkje gefotografeerd ben. 20 jaar geleden. Nu lopen er jonge moeders rond, de kinderwagens voortduwend. Maakt niet uit wat voor weer het is, om hun kind gezond te houden wandelen ze er 2 uur per dag mee. En vandaag door een lentelandschap. Het ijs weerspiegelt fel de stralend zon. De ijspegels aan de muren druppelen. De druppels vormen zowaar al flinke plassen. Hondjes plassen. Midden op Vasili-eiland is dit plekje, op mijn route van en naar de universiteit, classisistisch met zuilen. En er wordt gewoon een pony uitgelaten met haar veulen. Een veulentje van twee dagen oud loopt wankel tussen de moeders, honden en kouwen over de sneeuw. (Eigenlijk had je er gewoon bij moeten zijn…)
Bankjes zijn ijsvrij gemaakt en omaa’tjes hebben zich er al gevestigd. Zonnebadend, roddelend en duifjes voerend zitten ze daar op een rijtje. Ingepakt in een wolle sjaal en handschoenen, waar motten van hebben genoten. Ze doen me denken aan de ijsvisser van de vorige dag. Je komt ze bij elk kanaal, meertje en plasje tegen. Op een krukje zitten ze uren boven een gat met een diameter niet meer dan 30 cm. Geen hengel, maar gewoon een lijntje met loodtjes. Zo vangen ze hele kleine visjes, sprotjes. Ze gunnen hun maal tijdens de vangst geen blik waardig. Ze gooien de visjes op een hoop, en laten ze spartelen tot ze doodvriezen. Beetje wreed, beetje koud, beetje treurig, maar vooral een beetje typisch voor zo’n gratenmaal.
Al glimlachend en neuriend loop ik het parkje uit. De Russen verdraaien hun nek om naar dat gekke vrolijke meisje te kijken, maar kom op. Het zonnetje schijnt!

donderdag 16 februari 2006

De Russische gezondheidszorg

Al een poosje heb ik last van een rode jeukende plek op mijn wang. In Nederland ermee naar de huisarts, met de vraag of ik doorverwezen kon worden naar een dermatoloog. “Nee, eerst zal ik zelf wel even kijken wat het kan zijn.”En zo twee middeltjes verder had ik het idee dat het over was. Nu in Rusland is het weer teruggekomen op dezelfde plekken. Dit tot grote ongerustheid van mijn oma en haar kennissen. Om ieder, inclusief mijzelf, gerust te stellen ben ik ermee akkoord gegaan om hier naar een dermatoloog te gaan. Mijn oma had nog wel een vriendin, wiens man nog wel een professor in de dermatologie kende. En zo belandde ik dus in de kamer van prof. Micheev. Ik moest hiervoor naar de medische faculteit, een gigantisch complex met 48 gebouwen. Sommige goed onderhouden, andere erg bouwvallig. In het gebouw van huidziektes werden college’s gegeven, was een kliniek en hield elke docent en professor in zijn kabinet ook nog eens praktijk. Bij binnenkomst moest ik mijn jas bij de garderobe afleveren en blauwe beschermhoesjes om mijn schoenen doen, om het binnen zo steriel mogelijk te maken. Zoals een professor siert, kwam hij 15 minuten te laat. Een al wat oudere man. Hij mumpelde onophoudelijk en onderbrak mij voordurend, niet om vragen te stellen maar om mij woorden in de mond te leggen. “Zo je bent dus een roodharige, en kan niet tegen de zon. Verder heb je hier dus al jaren last van en ben je ook allergisch voor citrusvruchten en chocolade.” Wow, dat was nogal een redenering. Een redenering waar niets van waar kon zijn. Ik keek met verschrikte ogen om heen, naar mijn weten had ik me erg duidelijk uitgedrukt. Ik probeer opnieuw te vertellen dat ik in Nederland al naar de huisarts ben geweest, stom! Ik kreeg een hele tirade over me heen hoe wij-westerlingen- met ons gezondheidsbeleid de hele zorgverlening verpesten. En dat de Russen dat straks ook over zullen nemen. zodat het niet meer mogelijk zal zijn om direcet bij een dermatoloog aan te kloppen. “Hoe kan een huisarts nou iets over jouw huid weten, terwijl ik al 40 jaar praktijkervaring heb.” Slik. Het volgende moment werden mijn keel, buik, borst en rug onderzocht. Al mompelend begint de professor met een nieuwe diagnose. “Ik begin altijd met de ergst denkbare diagnose, als ik die heb uitgesloten, dan ga ik verder kijken. Ik denk nu dat je …….. hebt.”Om het voor mij te verduidelijken pakt hij er een leerboek bij en laat mij een gezicht zien, dat nauwelijks meer op een gezicht lijkt. Het komt op mij meer over op een mengsel tussen een catastrofe, vechtpartij en Joesjenko vergiftiging. “Maar je zit pas in de debutfase, het begin.” Terwijl hij dit zegt loopt hij zijn kabinet uit. Ik zit daar oncomfortabel op een stoeltje in het kabinet van een verstrooide professort. Het kabinet bestaat uit een bureau met daaraan een lange tafel, waar 8 plastic stoeltje omheen staan. Aan de muur hangen vergeelde medische kaarten en in de boekenkasten staan boeken die van ouderdom en gebruik bijna uitelkaar vallen. Hij komt terug met twee collega’s. Ook die beginnen mijn gezicht af te tasten en allerlei enge ziektes op te noemen. Het lijkt wel of heel mijn gezicht fout is. De professor schrijft een -things to do list -uit. Er staan 5 stappen op, waaronder allerlei analyses. Als ik al die stappen heb opgevolg moet ik maar weer terug komen en tot die tijd mag ik absoluut niet in de zon lopen. En dat ik dat opwellende traantje maar snel moet laten verdwijnen, het is het einde van de wereld niet.
Verbaasd, geschrokken en vernederd besluit ik toch maar naar gebouw 41 te gaan om mijn bloed af te geven voor een immunologische analyse. In de deuropening licht een hoopje hond. De hond was voor medische proeven gebruikt en mag nu zijn oude dag in de deuropening van zijn ‘genezers’ doorbrengen. Een sprankje licht, de zusters waren gewoon aardige vrouwen en niet van die gezette onverzorge bebaarde vrouwtjes die nukkig en zonder geduld handelingen verrichten. En tot grote opluchting werden hier, wat niet betekent dat het overal in Rusland zo is, eenmalige naalden gebruikt. Op de terugweg in de onwelriekende metro, staande tussen allemaal bemutste mensen, realiseerde ik me dat ik nooit voor altijd in Rusland wil gaan wonen. En hoeveel gemomper er ook is over onze hollandse gezondheidszorg, ik ben blij dat het er is.

donderdag 9 februari 2006

De eerste collegeweek

De eerste collegeweek zit er op. Het Russische onderwijssysteem is even wennen. Lessen van 1,5 uur. En dat 3 keer achter elkaar. Ertussen twee keer een pauze van tien minuten. Het lokaal zit in het labyrint van de filologische faculteit (FilFak). Een laag gebouw, waar in de lokalen het warmst gestookt worden. Deze week zijn alle Russiche studenten nog vrij, dus hadden wij het voorrecht college te volgen in lokaal L7. Een lokaal met tien houten bankjes. Twee kleine raampjes, waardoor je nog net de schoenen van de voorbijgangers kunt zien. In het lokaal is de gemiddelde temperatuur 25 graden. Een ideale omgeving om je even uit te strekken en je ogen te sluiten. Maar daar is absoluut geen mogelijk toe. De lessen hebben een sneltreinvaart. De houten bankjes dwingen je om met rechte rug te zitten en zijn niet van gemakken als een leuning of voering voorzien. Houterig sta ik dan ook op na 4,5uur college om me naar de kantine te begeven voor een kopje koffie, hier beter bekend als een amerikaantje. De docenten spreken we aan met hun voornaam en vadersnaam. Tijdens een van de lessen kwam de coordinator ons ons derde rooster binnen twee dagen brengen. De docent bleef maar voor hem buigen. Buigingen die meer leken op gymnasiastische oefeningen. De omgansvormen zijn hier erg verschillend. Buigingen voor belangrijk ogend persoon en bij een cassiere in de supermarkt kan er geen goedendag vanaf. Voor volgende week hebben we een ander lokaal aangewezen gekregen. Eentje waar het een stuk kouder zal zijn. Gelukkig maar dat het buiten alweer warm wordt.

De middagen worden gevuld met college’s kunstgeschiedenis of uitjes georganiseerd door het NIP (Nederlands Instituut in st. P). Onze kunstgeschiedenis docent lijkt op Elton John. Een haast kaalgeschoren hoofd, klein van postuur, een fout brilletje, een leren jack en een zuinig lachje. We lopen in een klasje alle statige zalen van het Russische museum achter deze man aan. Aan het eind van elke zin glimlacht hij even en dan neemt hij ons weer mee naar de volgende zaal van het voormalige paleis opgedragen aan tsaar Alexander III.

En dan begint de avond. In een culturele stad als st. P is er altijd wel wat te vinden om je mee te vermaken. Zo ben ik naar de bioscoop geweest en naar het theater. Er zit een theater vlak bij mijn huis. Vroeger was het een bioscoop, maar tegenwoordig huist er een toneelgezelschap. Het publiek was er erg gemengd. Rijk en arm, jong en oud. In de pauze kun je niet alleen koffie of thee kopen, maar ook toastjes met kaviaar of zalm, gebak en cognac behoren tot de mogelijkheid. Naar de zaal leidde een koniklijke trap. Aan de zijkant van de trap zitten nisjes, waar tafeltjes stonden. Boven was er nog een trap die naar het balkon leidde, maar die was helaas gesloten. De wenteltrap was echter prachtig. Uit gietijzer in een art noveau stijl. Eronder een piano en met een beetje fantasie stond je in een cafe in de jaren twintig en kon er zo van de trap een zangeres afdalen die onder pianobegeleiding met jazzgezang de sfeer zou bepalen. Maar daar kwam ik niet voor. Ik kwam voor het toneelstuk ‘de nacht voor kertmis’ van Gogel.
Een andere avond heb ik mij laten verleiden om de trots van de huidige Russiche filmstudio’s te bekijken: devnoj dozor (dagpatrouille)

Een bioscoop is een bioscoop, maar toch wil ik er een paar opmerkingen bij plaatsen. Een gigantische bioscoop. Meerdere zalen en beneden meerdere stylen van cafe’s. Ruime stoelen en je benen hebben alle ruimte. Tot zo ver kan het net zo goed een moderne Nederlandse bios zijn. Maar toen de film al een uurtje draaide, begonnen er mensen te vertrekken en langzamerhand werd de zaal steeds leger en leger. De film was niet slecht, maar ook niet goed. Omdat mijn metgezel na een uur ook al zuchtend en steunend naast mij zat, heb ik dus voor het eerst een film niet afgezien in de bios.

zondag 5 februari 2006

Tegen de kou kan men zich kleden

352 stappen heen en terug.

Boodschappen doen in een omgeving van –22 graden celsius.

Hoe kleedt men zich tegen een dergelijke kou?
Men neme: ondergoed, panty, wollen over-de-knie kousen, wollen sokken, wollen hemd, t-shirt met lange mouwen, wolle trui, wolle vest, russische folklore sjaal met een oppervlakte van 1 m2, een bontjas, gevoerde uchs, wanten (van wol wel te verstaan) en een hoed. Op deze manier is een wandeling van 704 stappen net uit te houden. Maar als je het denken aan de kou even vergeet en om je heen kijkt, zie je hoe prachtig de vorst kan zijn. Hoog aan de hemel staat de zon en met alle kracht probeert ze je met haar stralen nog een beetje te verwarmen. Het licht doet de sneeuw fonkelen, schittteren. En om het nog meer op een sprookjeslandschap te laten lijken, zijn de miniscule sneeuwvlokjes die naar beneden dwarrelen net toverstof. Allemaal weerkaatsen ze het zonlicht en het lijkt of je door een verlaten straat in de 19de eeuw loopt en tinkebel haar toverstof om zich heen verspreidt.

En als de warm gestoken huizen het gevoel niet terug brengen in je vingers, dan is er altijd nog wel een warm drankje te vinden. Nee, geen thee maar wodka. Want zoals de russen hier zeggen: Thee is geen wodka, thee kun je niet eindeloos blijven drinken!

zaterdag 4 februari 2006

Om 11.15 gaat de telefoon. Lija doma (thuis)? Doma. Het is Bacho, een Georgiër. Om twaalf uur zal hij langsrijden en dan zal hij mij st. Petersburg laten zien. Net aangekleed, ga ik me wederom aankleden, dit keer om naar buiten te gaan. Omdat het binnen altijd boven de 20 graden is, loop ik door het huis in mijn zomerkleding.

Nu is het heerlijk, wetend dat na een tocht door de kou er altijd een deur open zal gaan waarachter de warmte regeert. Maar voor de Peterburgers heeft zo’n centraal geregelde verwarming ook zijn nadelen. Er is geen eigen regultatie mogelijk en dus doet men de ramen in de zomer wage wijd open om te ventileren en mocht er iets mis zijn met de cv, dan reikt men naar truien.

Om half een gaat de bel en zie ik een jongeman door het kijkgat. Na twee deuren te hebben geopend, elk huis heeft hier een buiten en binnendeur, sta ik dan oog in oog met deze jongeman met wie ik via via in contact ben gekomen. Gelijk wordt duidelijk dat de Russische/ Georgische jongens verschillen van de Nederlandse. Hij wil me meteen mijn jas aanreiken en helpen deze aan te doen. Op straat als we over een ongelijk stuk heen moeten stappen, reikt hij mij zijn hand aan. En hij doet de deur van de auto open en helpt me instappen. Een zwarte auto, met zwarte ruiten. De Russen houden er niet van als je zomaar bij ze naar binnen kan kijken. Al kletsend rijden we de halve stad door; links de uni, de breedste brug van Petersburg steken we over (een brug lijkend op een plein), de hermitage passeren we aan onze linkerhand, het voetbalstadion, de nevski propekt, de kanalen fontanka en moijka, het literaire cafe waaruit Poesjkin vertrok naar zijn duel, de kunstacademie die een replica in het klein is van de Reichstag, de zomertuin en de kerk van de Verlosser van het bloed. We maken een tussenstop in een Georgisch restaurant en terwijl ik in Rusland ben, wordt me alles over de georgische cultuur, geschiedenis en keuken vertelt. Na wat traditionele georgische gerechten rijden we door naar de Finse Golf. En voor het eerst stappen we ook uit de auto om ons op het ijs te begeven. Het is er vrij druk. Er wordt gelanglaufd, met behulp van vliegers zijn mensen aan het snowboarden, met zelfgemaakt elektrische wagentjes rijden er volwassen mannen met vreugde kreten voorbij. Maar de meeste wandelen gewoon, net als Bato en ik. In de verte is een autorally gaande. Gewoon op de Finse Golf. Aan de horizon is wat bebouwing te bekennen, maar voor de rest is het een vlakte van ijs en sneeuw. De kleuren lijken op die van een Monet-schilderij. Zo’n blauw, verwikkeld met roze, groen en grijs. Met elke stap kraakt het verse sneeuw en ben ik me ervan bewust dat ik op decimeters dik ijs loop. Terwijl ik genietend om me heen kijk en en rustig doorloop, wordt er opeens aan mijn mauw getrokken. Twee trieste ogen kijken mij van onder een zwarte muts aan. “Lija, kom laten we weer naar de auto gaan. Het is zo koud.” Ik draai me al glimlachend om, terug langs mijn eigen sporen richting de auto. En terwijl ik terugloop denk ik voldaan, ik ben al bijna geaklimatiseerd. Ik had het nog niet koud.

dinsdag 31 januari 2006

Een wandeling over Vasili-eiland

Tijd voor een eerste kennismaking met de straten. Doelgericht stap ik dom 20 uit. Ik wil het boek Ivankiade gaan kopen. De eerste boekenwinkel zit op de hoek van de straat. Ik loop naar binnnen. Het winkeltje is gevestigd onder een huizenblok (podval). Het ruikt er muffig . Alle muren zijn bekleed met boeken en erboven hangt een bordje: literatuur, vrouwen boeken, mannen boeken, kunst, wetenschap etc. Tot zo ver vrij normaal. Er staan mensen te lezen en zelfs de beveiligingsbeambte heeft zich over een boek gebogen. Het zijn toch iets te veel russiche woorden om te orienteren en besluit het aan een verkoopster te vragen (devywka). Zodra ik mijn mond open doe, komen er onsamenhangende zinnen uit. Al stotterend probeer ik me te herstellen, maar het effect is uiteindelijk dat ze me vraagt de titel en auteur op te schrijven. En schrijven is in zo’n situatie nog lastiger dan spreken, gebruik ik een ÷ , ø, îf ù? Ik weet het echt niet. Ze voert wat in in de computer, maar er zijn geen matches. Door de eerste de beste obstakel laat ik me echt niet tegen houden. Op naar de volgende winkel, boekenwinkels genoeg in dit land van grote schrijvers en dichters.

De straten zijn hier logisch ingedeeld. Er zijn drie parelle starten, genaamd: kleine, middelste en grote prospekt. Deze worden doorkruist door linea’s. Om dat het tegen het vriespunt aanligt, zijn de straten vies. Smeltende sneeuw, vervuild door de uitlaat van de speelgoedogende auto’s. Aan de huizen hangen ijspegels, die druppelen. Ik sop er doorheen en probeer plassen te ontwijken. Alle winkels hebben neon uithangborden en ook de bewegwijzering naar MC Donalds ontbreekt niet. Toch staan er ook oude tandloze omaatjes wolle truien, een prei of een boek te verkopen.
Ik stap opnieuw een boekenwinkel binnen. Deze is een stuk ruimer opgezet en oogt westers. Ik vraag om hetzelfde en dit keer wordt mijn verzoek de hele winkel doorgeschreeuwd: “Tanja, weet jij of we de Ivankiade hebben? Masja, de Ivankiade, hebben we niet toch? Er vraagt hier iemand om de Ivankiade?” Al snel wordt duidelijk dat ik ook dit keer niet zal slagen. Ik loop terug naar de 6-7 linea, ookwel bekend als de straat van de rijken. De tegels zijn van marmer, de huizen gerenoveerd en de dure winkels vullen hier de etalage’s met juwelen, bont, gucci en sony. Halverwege kom ik een grijs gebouw tegen. Drie verdiepingen hoog. Er hangt een ijzeren bordje, waarop vermeldt staat dat hier de filologische faculteit van de staatsuniversiteit is gevestigd. Daar moet ik wezen, alleen heb ik een ander adres opgekregen. Uit nieuwsgierigheid besluit ik toch even naar binnenn te gaan.

Ik duw een zware deur openen en direct daarna nog een houten deur. Ik kom een hal binnen, waar een balie gevestigd is. Er zitten twee gepensioneerd vrouwtjes achter: de bewaking (axrana). Ze proberen een buitenlandse student uit te leggen waar de bibliotheek is. Ik ga naast hem staan. Ik zie dat hij van zijn ene been op zijn andere staat te huppen. Ik kijk naar beneden en waar ik warme gevoerde schoenen verwacht, zie ik twee roze voeten. Zijn schoenen staan een stukje verder in de gang. Het is gebruikelijk om in Rusland als je ergens op bezoek bent je schoenen uit te doen, maar dit oogde wel heel vreemd. Ik glimlachte en de vrouwtjes vroegen waarmee ze me van dienst konden zijn. Zodra ze merkten dat ook ik een buitenlandse was, begonnen ze eerst samen te smoezen. “O, wat leuk zo’n jongen en zo’n meisje, allebie in een vreemde stad, allebei hulpeloos.”Ik ben helemaal niet hulpeloos, ik wil alleen weten waar ik moet gaan studeren. Ik kuch even en begin in mijn beste russisch te vertellen dat ik hier kom studeren en nu een beetje in de war ben over de locatie. Alsof ik een halve imbieciel ben, antwoorden ze mij op een kleuter manier dat ik waarschijnlijk bij de negende linea moet zijn. “We teken het voor je, want lezen kan je waarschijnlijk niet.” Weer een ander adres. Ik raak even in gedachten verzonken en de dames beginnen weer met roddelen. Ik laat ze maar. De student begon zijn schoen aan te trekken en samen liepen we met een tekening in onze handen de filologische faculteit uit

zaterdag 28 januari 2006

Dag 2

Langzaam ontwaak ik uit een diepe slaap. Ik staar naar een plafond van 4 meter hoog. Door de muren heen hoor ik een zware mannen stem en achtergrond muziek. Dat is de tv. Die staat met halve dagen aan. Op de binnenplaats is het gebrom van opstartende auto’s te horen. Honden blaffen.

Hoe ben ik hier beland?. Het begon met het uitzwaaien op Schiphol. De roltrap leidt naar de eerste verdieping, waar vertrekhal twee te vinden is. Bovenaan de roltrap staan Mikel, Wijnand en Esther me op te wachten. Leen, Jeanne en E* staan nog onderaan.

Eerst maar eens van mijn bagage af zien te komen. En daarvoor heb ik een boardingpas nodig. Eens kijken of de op A4 geprinte tekens echt als een ticket dienen. In de computer voer ik een code in en mijn naam. Nog een paar vragen beantwoorden als: “U heeft niets op het vliegveld aangenomen om mee te vervoeren?” Boeken en scheurkalender reken ik daar niet onder, dus druk ik op NEE. De boardingpas wordt geprint en ik ben klaar om naar de incheckbalie te gaan. Op de weegschaal staat 23,6. Met mijn meest onschuldige stem zeg ik: “O, nee het is toch te veel.” De steward kijkt me aan en zegt: “Nee, kan net zo.” Tot ziens bagage, tot in St. Petersburg. Om 10.20 wordt ik verwacht bij gate d41. Tijd voor een kopje koffie met de anderen zat er misschien nog wel in, maar stel je voor dat het vliegtuig zonder me vertrekt. Geen denken aan. Dus het moment voor afscheid was daar. Omdat het per slot van rekening toch maar om 100 dagen gaat, zijn tranen en dramatisch gedoe nergens voor nodig. Nog een laatste omhelzing, een zoen en ik stap richting de douane. Mijn paspoort wordt nauwelijks een kwartminuut tijd waard gevonden. Ik loop door. Draai me nog even om en zwaai. Ik merk dat er toch een klein traantje in mijn ooghoek zit, maar dat is het vermelden eigenlijk niet waard. Ik loop de tax-free zone in en struikel zowat over een ex-Erasmiaan. Maar goed, ik moest koffie hebben. Dus eerst maar eens dit zwarte goedje zien te vinden. En als je al koffie nippend van het uitzicht over arriverende en vertrekkende vliegtuigen zit te genieten, gaat de tijd snel en moest ik me voor ik kon gaan shoppen al naar de gate begeven. Ik hoopte nog een krant te kunnen pakken, maar daar doet KLM kennelijk niet aan. En ook niet aan een maaltijd aan boord. Daarvoor in de plaats trakteren ze je op twix en mars. Ik zat naast het raam, boven de vleugel. In het begin genoot ik van het gestructureerd en gebloqte Nederland. De kust en de waddeneilanden, maar na een half uur begon het me te vervelen en hield mijn topografische kennis ook op. Na wat gelezen te hebben, begon ik toch wel geinteresseerd te raken in mijn medepassagiers. Omdat er stoelen over waren, deelde we met zijn tweeen drie plekken. Heerlijk wat extra beenruimte. De meneer rechts van me bleek de vice-rector van de Herzen Universiteit te zijn. Hij had gestuurd aan de FilFak, waar ik ook ga studeren en was gespeciliseerd in de Russische cultuur. Hij had net een leerboek geschreven, die als handleiding zou gaan dienen op Amerikaanse universiteiten. Wat een toeval. Mijn netwerk uitbreiden begon dus al in het vliegtuig, wie had dat gedacht.

In St. Petersburg was het –2.7 toen ik landde. Met het hondeweer valt het voorlopig dus nog wel mee, daar juist vandaag het jaar van de hond is begonnen. Met een chagerijnig gezicht, zoals alle Russen hier rondlopen, liep ik voorbij de doune. Niets geen goedemorgen of lachen, anders zou ik veel ste veel opvallen. De bagageband ging al draaien en het is altijd even spannend of je spullen niet per ongeluk naar Cuba zijn gevlogen. Maar beide koffers hadden het gehaald. En zo liep ik het vliegtuig uit, op naar St. Petersburg stad. Op naar de Neva. Op naar de musea. Op naar de theaters. Op naar de Wodka. En op naar 13 linea, dom 20, kb 104!

donderdag 26 januari 2006

Cassière

Nog even naar de Hoogvliet. Mijn mandje gevuld met tandpasta, banaan en een Italiaanse bol sta ik te twijfelen waar ik eens zal afrekenen. Voor de verandering kies ik de cassière.
'Goedemiddag'
'Goedemiddag
'Uw bloed lipt'
'?'
'De bovenste'
Voorzichtig ga ik met mijn vinger langs de bovenkant van mijn lip en warempel, op mijn vinger is een veeg bloed te zien. Ik kijk de cassière aan en stompel: 'O dat is mijn naturel look'. Mijn goederen stop ik snel in de tas en knik nog even naar de caissière. Terwijl de schuifdeuren zich al bijna sluiten hoor ik haar stem nog de volgende woorden zeggen: het is de kou meissie, gewoon goed smeren...
Met zo'n tip overleef ik de kou van Rujavascript:void(0)sland vast wel.
26/I/2006