zaterdag 1 april 2006

Vyborg

Om zes uur gaat de wekker op deze dag van de lach. Naast mij ligt het boek ‘het boek van de lach en vergetelheid’ en mijn telefoon doet zijn uiterste best om mij uit bed te krijgen. 1 april. Wat een lach, toch sta ik om 7.30 fris en fruitig op het finlandse treinstation. Klaar om met een groep van 7 giechelende meiden naar Vyborg te gaan. Een grensstadje, dat onder Zweedse, Finse en uiteindelijk in Russische handen is gekomen. Onze vrolijkheid wordt ‘s morgens vroeg niet op prijs gesteld en langzamerhand wordt het om ons heen steeds leeger en leeger. Er wordt ons zelfs duidelijk gemaakt dat we ons in hoofdstad bevinden en niet ergens in een kolchoz. Stipt op tijd vertrekt de trein. Hoewel in st. P de meeste sneeuw is opgegaan in plasjes, poelen en vijvers, zien we vanuit het treinraampje weer prachtige witte velden en bossen, waar bomen gebukt gaan onder de zwaarte van het sneeuw.

Vyborg is een klein havenstadje. De grootste trekpleisters zijn een burcht en het landgoed Monrepas. Maar we beginnen onze dag in een cafe met een bak koffie. Alles is hier tweetalig: Fins en Russisch. Maar waar ik vooral goed aan merk dat we bij de grens met de EU zitten, zijn de schone wc’s. In ‘Rusland’ ben ik die nog niet tegen gekomen. Het pad naar de burcht lijkt meer op een besneeuwd bevroren slootje. We schuifelen langs een touristische markt, waar we de locale economie steunen door wollen sokken en traditionele folklore wollen doeken te kopen. De meeste verkopers waren moslims. En toen we afrekende, bleek dat we de eerste klanten van de dag waren. Zodra ze het geld in handen hadden, begonnen ze erop te spugen. En dat bespuugde bankbiljet werd vervolgens in contact gebracht met elke waar in het standje: een traditie voor een goede opbrengst en goede dag. Tot ziens.
Vanuit de toren van de burcht was de inham te zien. De zwarte puntjes in de verte leek op het eerste gezicht op een zwerm vogels. Bij nader inzien bleken het ijsvissers te zijn. Voor de rest was alles voor mijn ogen grauw wit. Een impressionist zal vast tussen het water, sneeuw, huizen, toren en lucht verschillende tinten kunnen waarnemen, maar ik en de foto laten een witte waas zien.

Het dorpje laten we achter ons en langs het slechte wegdek banen wij ons een weg naar Monrepas. Het is nat, guur en het zou niet lang meer duren of ik zou in mijn schoenen soppen. Om te kunnen blijven lachen, hoog tijd voor een lift. Ik laat een blauwe auto stoppen en Nieske en ik stappen in bij Dima. Dima studeert in st. P, maar is in Vyborg opgegroeid. Hij vertelt ons wat we zeker niet moeten missen en we zijn er al. Samen onder een plu is het wachten op de rest. De rest was doorlopen, broekspijpen nat, schoenen nat, en sommige hadden zelfs het genot van een douche ervaren. Niet alle auto’s ontwijken als ze een hoge snelheid hebben ‘fatale’plassen.
De regen hield op, de groep was weer compleet en het landgoed was prachtig, op een enkele dronken rus die graag Nederlandse Schone willen kussen na. Correctie, het landgoed was pittoresk. Eilanden, waar zich of een prieeltje, tempel of kasteeltje bevindt. Een waterbron ontdekt door Peter de Grote, waar oude oude vrouwtjes bij knielen om uit een porseleine theekopje dit bronwater te drinken.

Genoeg genoten, we moeten terug naar Vyborg. Een discussie over richtingsgevoel en zo komt het dat Nieske en ik weer met z’n tweeen langs de weg staan. In de verte loopt een blonde jongen van een jaar of tien. Hij schreidt langs een verlaten bospaadje. Hij heeft helblauwe ogen. Het heeft iets mythisch, zelfs iets spooksachtig. Met een engelenstem antwoord hij op onze vraag welke kant Vyborg op is: “Beide wegen gaan naar Vyborg, maar jullie moeten voor de markt deze nemen.” En hij schrijdt verder, het niets in. Wij moesten inderdaad naar de markt….
De juiste weg ingeslagen te hebben, de duim een aantal keren opgestoken te hebben, stopt er een blauwe auto. Ik doe de deur open en wil vragen of we mee…. Daar zit vyborger Dima, breedglimlachend.

Geen opmerkingen: