donderdag 9 februari 2006

De eerste collegeweek

De eerste collegeweek zit er op. Het Russische onderwijssysteem is even wennen. Lessen van 1,5 uur. En dat 3 keer achter elkaar. Ertussen twee keer een pauze van tien minuten. Het lokaal zit in het labyrint van de filologische faculteit (FilFak). Een laag gebouw, waar in de lokalen het warmst gestookt worden. Deze week zijn alle Russiche studenten nog vrij, dus hadden wij het voorrecht college te volgen in lokaal L7. Een lokaal met tien houten bankjes. Twee kleine raampjes, waardoor je nog net de schoenen van de voorbijgangers kunt zien. In het lokaal is de gemiddelde temperatuur 25 graden. Een ideale omgeving om je even uit te strekken en je ogen te sluiten. Maar daar is absoluut geen mogelijk toe. De lessen hebben een sneltreinvaart. De houten bankjes dwingen je om met rechte rug te zitten en zijn niet van gemakken als een leuning of voering voorzien. Houterig sta ik dan ook op na 4,5uur college om me naar de kantine te begeven voor een kopje koffie, hier beter bekend als een amerikaantje. De docenten spreken we aan met hun voornaam en vadersnaam. Tijdens een van de lessen kwam de coordinator ons ons derde rooster binnen twee dagen brengen. De docent bleef maar voor hem buigen. Buigingen die meer leken op gymnasiastische oefeningen. De omgansvormen zijn hier erg verschillend. Buigingen voor belangrijk ogend persoon en bij een cassiere in de supermarkt kan er geen goedendag vanaf. Voor volgende week hebben we een ander lokaal aangewezen gekregen. Eentje waar het een stuk kouder zal zijn. Gelukkig maar dat het buiten alweer warm wordt.

De middagen worden gevuld met college’s kunstgeschiedenis of uitjes georganiseerd door het NIP (Nederlands Instituut in st. P). Onze kunstgeschiedenis docent lijkt op Elton John. Een haast kaalgeschoren hoofd, klein van postuur, een fout brilletje, een leren jack en een zuinig lachje. We lopen in een klasje alle statige zalen van het Russische museum achter deze man aan. Aan het eind van elke zin glimlacht hij even en dan neemt hij ons weer mee naar de volgende zaal van het voormalige paleis opgedragen aan tsaar Alexander III.

En dan begint de avond. In een culturele stad als st. P is er altijd wel wat te vinden om je mee te vermaken. Zo ben ik naar de bioscoop geweest en naar het theater. Er zit een theater vlak bij mijn huis. Vroeger was het een bioscoop, maar tegenwoordig huist er een toneelgezelschap. Het publiek was er erg gemengd. Rijk en arm, jong en oud. In de pauze kun je niet alleen koffie of thee kopen, maar ook toastjes met kaviaar of zalm, gebak en cognac behoren tot de mogelijkheid. Naar de zaal leidde een koniklijke trap. Aan de zijkant van de trap zitten nisjes, waar tafeltjes stonden. Boven was er nog een trap die naar het balkon leidde, maar die was helaas gesloten. De wenteltrap was echter prachtig. Uit gietijzer in een art noveau stijl. Eronder een piano en met een beetje fantasie stond je in een cafe in de jaren twintig en kon er zo van de trap een zangeres afdalen die onder pianobegeleiding met jazzgezang de sfeer zou bepalen. Maar daar kwam ik niet voor. Ik kwam voor het toneelstuk ‘de nacht voor kertmis’ van Gogel.
Een andere avond heb ik mij laten verleiden om de trots van de huidige Russiche filmstudio’s te bekijken: devnoj dozor (dagpatrouille)

Een bioscoop is een bioscoop, maar toch wil ik er een paar opmerkingen bij plaatsen. Een gigantische bioscoop. Meerdere zalen en beneden meerdere stylen van cafe’s. Ruime stoelen en je benen hebben alle ruimte. Tot zo ver kan het net zo goed een moderne Nederlandse bios zijn. Maar toen de film al een uurtje draaide, begonnen er mensen te vertrekken en langzamerhand werd de zaal steeds leger en leger. De film was niet slecht, maar ook niet goed. Omdat mijn metgezel na een uur ook al zuchtend en steunend naast mij zat, heb ik dus voor het eerst een film niet afgezien in de bios.

Geen opmerkingen: