vrijdag 18 augustus 2006

De garage

De autobanden zijn een beetje zacht. Even laten controleren. We rijden de 11de Linea vanaf de achterkant van het eiland in. Voorheen kende ik deze straat alleen vanaf de Neva kade. Daar staan statige oude huizen, weliswaar vervallen, maar de oude glorie voel je nog. Aan het einde lijkt het een deel van een Amerikaanse buitenwijk, zoiets als ik me Harlem inbeeld. Bruine en rode bakstenen wisselen zich af, schuren, een ijzeren overloop verbindt twee pakhuizen en een garage.
Garage Hoffman. Op een bankje zitten 5 jonge knapen verveeld naast elkaar. Allen hebben een fluorescerend geel veiligheidsjasje om, waarop hun functie staat. Er onder: Praat niet tegen mij. Tegen de deur staat nog zo’n zelfde groepje te leunen. (verbogen werkeloosheid!?!) Een vrouw, duidelijk de baas hier, komt op ons af. Met een wenk stuurt ze twee arbeiders voor een drukpomp. Elke handeling controleert ze. Bij het stellen van vragen, antwoord inderdaad de vrouwelijke managers. De arbeiders doen slechts dat wat er op hun borst en rug staat.


p.s. helaas voelde ik me toch een beetje bezwaard om van dit tafereel een foto te maken.

Ze bestaan echt

Ze bestaan echt. De mafia.
En het is precies zoals je denkt dat het is. Het is precies zoals ze in alle foute en goede films worden uitgebeeld.

In hartje centrum is een beperkt aantal straten voetgangerszone. Terwijl ik daar flaneer scheuren er twee zwartgeblinddoekte jeeps op hoge snelheid voorbij om 20 meter verder abrupt met gierend remmend tot stilstand te komen. Vier deuren vliegen open en er springen vier bonken van kerels uit. Klerenkasten. Ze loeren om zich heen en het lijkt of ze zich nog extra breed opblazen. Nerveus friemelen ze aan hun oortje en houden alles in de gaten met argusogen. Uit de derde auto, die ik in eerste instantie niet had opgemerkt, stapt een kinkie kaalgeschoren man in pak van middelbare leeftijd uit. Uiteraard met puntschoenen en zonnebril. Een air van belangrijkheid omhult hem. Het ensemble gaat een dure Zwitserse juwelierswinkel (basel) binnen. De bodyguards klappen de deuren wijd open en met een opgeheven hoofd stapt de baas binnen. De ‘men in black’ sluiten zich achter hem aan. Vanavond zal er iemand vast met iets schitterends verrast worden.

dinsdag 15 augustus 2006

Ach, die Russen

Soms is het een zuchten en steunen. Het lijkt wel of die Russen er niets van begrijpen, het lijkt wel of ik er niets van begrijp. Het is volgens mij onbegrijpelijk.
Zo worden er zebrapaden aangebracht, maar auto’s stop die stoppen voor een voetganger. Ho maar. En probeer ik voor mijn voetgangersrechten op te komen, word ik bijna van sokken gereden en krijg ik ook nog eens boze vuisten en claxons naar mijn hoofd geslingerd.
De mensen hebben hier geen haast. Alles gaat sloom en langzaam, grauw en grijs. Maar vooral stoffig en benauwd. Geen haast hebbend lopen ze met z’n vieren naast elkaar over het trottoir. Geen enkel doorgangetje om tussendoor te glippen, het enige wat ik kan doen is ook gaan strompelen.
Het straatbeeld wordt gekleurd door vele groenten (wat is de nieuwe speling?)- en fruitkraampjes. Vooraan liggen prachtige kersen, (water)meloenen, bessen, perziken, tomaten, komkommers en groenvoer. Een schitterende watermeloen trekt mijn aandacht. De grote van een voetbal. Glimmend. Ik sta te watertanden. De verkoper klopt erop en er komt een volle klank vanaf.
‘Deze dan maar?’
‘Da’ knik ik verlekkerd.
‘Helaas, meisje, maar vandaag handelen we niet.’
‘Pardon?’
‘We verkopen niet!’
Soms breekt toch echt mijn klomp.